Na het spektakel, de duisternis
Nog meer Turners lokten me naar Enschede. En er was het verhaal van kunstenaar Lotte Geeven: “Toen zij in 2014 samen met een team van wetenschappers in Zuid-Duitsland in het diepste open boorgat ter wereld geluidsopnamen maakte, die vervolgens afluisterde en een onbestemd geknisper en gereutel hoorde, kreeg zij kippenvel. Dat was een sublieme ervaring!” Nu hoef je het werk dat ze vervolgens maakte, The Sound of the Earth, niet eens per se te zien en te horen om dat sublieme te snappen. Het verhaal illustreert op een ijzersterke manier wat de Iers-Britse filosoof en kunsttheoreticus Edmund Burke (onder veel meer) onder het sublieme verstond: een soort huiver die je ondergaat, terwijl je jezelf toch veilig waant. Burke (1729-1797) noemde meer ervaringen subliem: de mens die zich ten overstaan van de natuur of de onmetelijkheid van de nachtelijke hemel, nietig voelt. Of een schoonheid die ver voorbij het aangename gaat en overweldigend is.
Turners stormen op zee of een spectaculaire vulkaanuitbarsting, zoals die nu in Zwolle te zien zijn, boezemen zeker ontzag (awe) in en zijn makkelijk subliem te noemen. Maar in Enschede gaat het verder. Hier niet alleen aangename huiver en verrukkelijke verschrikking. Die zijn kinderspel in vergelijking met het waarachtig ijzen dat Turner ervoer in het Noorden van Engeland en Wales.
Wanneer Turner in 1802 als volwaardig lid toetreedt tot de Royal Academy of Arts in Londen, schenkt hij het instituut een schilderij dat hij twee jaar eerder maakte: Dolbadern Castle, North Wales. We zien dreigende wolken, de eenzame kasteelruïne. Van God verlaten. In de catalogus van de Academy werd het werk vergezeld van een vers met de openingsregel: How awful is the silence of the waste. (Hoe verschrikkelijk is de stilte van de woestenij).
Nog angstaanjagender is een eerdere aquarel: Mount Snowdon, Afterglow uit 17898-99. Het toont een landschap waarin de mens niet thuis is. Hij is er reddeloos.
Zou Turner de theoriën van Thomas Burnet (1635-1715) gekend hebben? Die zette in zijn Sacred Theory of the Earth uiteen ‘dat het aanschijn van de aarde voor de zondvloed lieflijk, regelmatig en gelijkvormig was, zonder bergen en zonder zee.” De kusten en het reliëf die we nu waarnemen aan het aardoppervlak zijn de ruïnes die achterbleven toen het water van de zondvloed zich terugtrok. Zij vormen de ‘meest angstaanjagende aanblik van de natuur’.
En toch. De duistere wolken wijken en ik sta voor een sprookjesachtig Venetië (1833). De hemel is van het mooiste blauw, de lagune een rijk groen en het dogenpaleis is een roze suikerwerk. De schittering van het licht! Maar dan. De natuur zonder mededogen keert steeds sterker terug in het werk van Turner. Voor hem is het onontkoombaar, de mens is niets in het grote geheel. Er is geen troost. Hij schrijft: “Hoop, hoop, bedrieglijke hoop!/ Waar is uw belofte nog?”.
Het Rijksmuseum Twenthe in Enschede toont op schitterende wijze hoe Turner met recht een van de eerste moderne kunstenaars genoemd kan worden. In zijn techniek maakte hij zich los van zijn voorgangers en hij durfde het aan om onvoorwaardelijk trouw te zijn aan zijn eigen beroering. Het is voor ons nu een vreemde ervaring om meegezogen te worden in zijn angst en tegelijkertijd te genieten van het fabelachtige dat hij klaarspeelde met waterverf.
geef een reactie