De gruwel en de schoonheid van prikkeldraad
Prikkeldraad is overal. In onze natuur-en landbouwgebieden en in de stadslandschappen. Het viel journalist Dick Wittenberg op terwijl hij door Nederland fietste. Uiteindelijk schreef hij een cultuurgeschiedenis over prikkeldraad. Fraai schetst hij hoe de uitvinding ervan haast noodzakelijk was. “Miljoenen hectaren vruchtbaar land liggen klaar om bewerkt te worden, ware er niet een tekort aan omheiningen”, aldus het jaarrapport uit 1860 van de Iowa Agricultural Society. Dat vruchtbare land lag in het Middenwesten van de Verenigde Staten en bestond uit uitgestrekte prairies. Indianen konden zich er in die tijd nog vrij voelen in hun landschap. Dat zou na het eind van de Amerikaanse Burgeroorlog (1865) snel voorbij zijn. Toen steeg in de steden in het Oosten de vraag naar vlees. Het werd levend aangevoerd bij de slachthuizen van met name Chicago, en kwam er in blik weer uit. De koeien, miljoenen en miljoenen, graasden op de prairies waar de Law of Open Range gold. Het vee liep dus los. Wanneer de veehouder besloot dat het tijd voor de slacht was, dreef hij de dieren naar het dichtstbijzijnde treinstation. Daarvoor moest hij vaak flinke afstanden afleggen met zijn kuddes en dat leverde hét Amerikaanse plaatje op, dat van de cowboy.
Vanaf 1862 was echter ook de Homestead Act, de eigenerfwet, van kracht. Wie een perceel, praktisch naar eigen keuze, vijf jaar lang bewerkte, mocht zich er eigenaar van noemen. Dat was het perfecte middel om het hele gebied te koloniseren. Maar wie durfde zich aan akkerbouw te wagen in een land waar koeien vrij rondliepen? Er werden wel hagen aangeplant (van oranjeappel) maar die bleken veel water te kosten en dat was schaars op de prairie. Bovendien waren ze een schuilplaats voor schadelijke dieren en onkruid.
Prikkeldraad kwam er in 1874. Nadat drie inwoners van het plaatsje DeKalb in Illinois op een landbouwmarkt een primitieve versie ervan hadden gezien (‘een houten strip met metalen punten’) waren ze afzonderlijk van elkaar gaan knutselen. Van die drie heeft Joseph Glidden (1813-1906) de geschiedenisboeken gehaald als de uitvinder van prikkeldraad. Wittenberg gaat uitgebreid in op de octrooienstrijd die onmiddellijk ontstond. Maar veelzeggender zijn de cijfers: in 1882 werd er 82 miljoen kilo prikkeldraad verkocht, 18 keer zoveel als in het beginjaar 1874. Het was prikkeldraad waarmee het Amerikaanse land werd ingenomen. Prikkeldraad is licht, put de grond niet uit, je hoeft het niet te snoeien, het zet gewassen niet in de schaduw, je kunt er met ploeg en zeis vlakbij komen, het beschut geen onkruid, het is vuurbestendig…De wereldwijde opmars van prikkeldraad was begonnen.In Nederland betekende de komst van prikkeldraad dat houtwallen, sloten en hagen overbodig werden. Neem Zuid-Limburg. Daar schakelde tal van boeren eind negentiende en begin twintigste eeuw over van akkerbouw naar veeteelt en fruitteelt -dat laatste zorgde voor de monumentale hoogstamboomgaarden waarin ook dikwijls koeien of schapen graasden. En om elk perceel kwam een meidoornhaag, soms doorgroeid met klimop of roos. Voor de stevigheid werd er op gelijke afstanden van elkaar ook wel vlier of wilg tussen geplant. Die kon je hoger laten groeien dan de haag en ze leverden dan geriefhout dat gebruikt werd om ovens te stoken, bezemstelen van te maken en voor nog veel meer.
Er ontstond een prachtig kleinschalig, omzoomd landschap. Dat wel veel onderhoud vergde. Na de Tweede Wereldoorlog verdween het op de meeste plekken. Er kwam vaak grootschalige akkerbouw voor in de plaats en waar boeren wel koeien hielden, gebruikte men tankeldraod zoals prikkeldraad in het limburgs heet, als veekering. (tankel is het verkleinwoord voor tand).
Ik ben opgegroeid met prikkeldraad, ik weet niet beter. En ik kon het ook wel mooi vinden, zo’n oude paal met korstmossen en geroest prikkeldraad. Maar overal langs de veldwegen en om de weides van het dorp waar ik opgroeide, Spaubeek, stonden ook nog stukjes meidoornhaag. Soms hoog opgeschoten, soms netjes gesnoeid. De geur van de bloeiende meidoorns in het voorjaar ís Limburg. Zouden ze er nog zijn? Ik ging terug en verbaasde me. Er waren zelfs nieuwe meidoornhagen! Gewoon langs het prikkeldraad aangeplant. Waar ik vroeger ‘door een geul van prikkeldraad liep’, zoals Wittenberg dat omschrijft, is het nu groen. Mooi doorspikkeld met het rood van de bessen. Zelfs enkele hagen uit het begin van de vorige eeuw staan er nog. En, een tikje surrealistisch, ik stuit op een meidoornhaag langs een kant van een kleine maisakker.
Toch, Wittenberg heeft wel mijn blik gescherpt en overal zie ik nu prikkeldraad. En ik lees over prikkeldraad op de graslanden van Afrika en Zuid-Amerika. “Nooit eerder was zo’n groot deel van de aarde afgesloten. Nooit eerder was zo’n groot deel van de globe in hokjes verdeeld.”
Wittenberg behandelt in zijn boek ‘Prikkeldraad, een geschiedenis van goed en kwaad’ veel meer dan de toepassing van prikkeldraad in de landbouw. Ook allerlei terreur komt aan bod. (Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen 2015).
geef een reactie
Here’s something for the weekend #180 | BuitenPlaatsen
[…] ← De gruwel en de schoonheid van prikkeldraad […]
marcelvanool
Ik ken die strip dus alleen van naam, blinde vlek in de opvoeding. Wittenberg noemt hem wel!
Meta
Lucky luke nr 29…. prikkeldraad in de prairie! 😉