Eerherstel voor een schelpenverzamelaarster
In de achttiende eeuw was zij de rijkste vrouw van Groot-Brittannië: Margaret Cavendish Bentinck hertogin van Portland. Tijdens haar leven (1715-1785) was zij bekend vanwege de enorme collecties die ze aanlegde. Die bestonden uit onder meer porselein, snuifdozen en sculpturen uit de oudheid. Haar beroemdste voorwerp, dat ze in het laatste jaar van haar leven aanschafte, was de Portland Vase, een Romeinse glazen amfoor die vanwege zijn schoonheid en onmogelijke productietechniek de gemoederen bezighield. Daarnaast had de hertogin naam gemaakt als de grootste verzamelaar van naturalia: opgeprikte insecten, van alles en nog wat op sterk water en bovenal, schelpen. Duizenden en duizenden schelpen. En slakkenhuizen.
Dat vind je gewoon terug als je haar op wikipedia opzoekt. Bij leven speelde de hertogin ook een essentiële rol in de ontluikende biologische wetenschap. Haar aandeel hierin is uit de geschiedenisboeken verdwenen. Hoogleraar Engels en Vrouwenstudies Beth Fowkes Tobin schreef een schitterend boek waarin ze de hertogin van Portland haar rechtmatige plek teruggeeft. Vrouwenstudies? Daar schrijven ze toch altijd volkomen hermetische verhandelingen? Beth niet. Ze schetst hoe Margaret Cavendish Bentinck al in de achttiende eeuw werd geframed als een hoarder, die voor de menagerie op haar landgoed Bulstrode dieren verzamelde alsof ze een nieuwe zondvloed voorzag.
In deze plaagstoot zit een kern van waarheid, zeker waar het de schelpenobsessie (in de vriendelijkste betekenis van het woord) van de hertogin betreft. Zij wilde inderdaad alle soorten, van over de hele wereld, in haar verzameling hebben. Niet om mee te pronken, in uitstalkasten waar ze om hun schoonheid in getoond werden. Nee, de hertogin streefde ernaar om alle schelpen onder te brengen in het classificatiesysteem van Linnaeus (1707-1778). Hierin is elk exemplaar benoembaar met een geslachtsnaam en een soortaanduiding op basis van uiterlijke kenmerken. Zou je hopen. Alle schelpendeskundigen klaagden erover dat de collectie waarop Linnaeus zijn indeling baseerde zo slecht was dat er wel hele grote gaten in zijn systeem vielen. Daarnaast werden zijn vergelijkingen tussen onderdelen van de schelp en het vrouwelijk geslachtsorgaan vulgair gevonden.Margaret liet zich nergens door weerhouden. Ze moet een enorm plezier beleefd hebben aan het classificeren van schelpen. Op haar landgoed en in haar Londense huis hield ze avonden geheel in het teken van schelpen. Andere kenners gaven hoog op over haar vermogen schelpen te herkennen en systematisch onder te brengen.
Zij was weg van de exotische exemplaren die kapitein Cook meebracht vanuit de Stille Zuidzee. Om er meer te bemachtigen financierde ze expedities. En ze ging zelf op veldwerk. In Wymouth en Margate bijvoorbeeld. De beste schelpen vind je niet in de branding. Die zijn vaak al beschadigd en verkleurd door de zon. Met een stok waaraan een soort lepel bevestigd was, moest je dieper het water in. De hertogin verwierf ook schelpen van vissers en liet waar ze goede of nieuwe exemplaren vermoedde, de zeebodem dreggen.
Daarnaast leende zij voordurend schelpen uit haar verzameling uit. Zo konden geleerden betere overzichtswerken samenstellen. De hertogin zelf bezat elke verhandeling die er over schelpen te krijgen was. En die leende ze ook uit -wat toen voor de wetenschap noodzakelijk was. Het schelpendeel uit Linnaeus was niet geïllustreerd dus om te weten waar hij naar verwees had je óók de ongelofelijk kostbare boeken met gekleurde prenten nodig.
Je vraagt je af waarom Margaret geen schelpenlegende geworden is. Een deel van de verklaring schuilt in het feit dat ze zelf stipuleerde dat haar collectie na haar dood geveild moest worden. Haar levenswerk had een overzichtsboek moeten worden van al haar schelpen. Nog voordat de inventarisatie gereed was, overleed ze echter. Het voorwerk voor het boek werd niet meer dan de basis van de veilingcatalogus. De collectie viel uiteen. Een onvoorstelbare 38 dagen duurde het afhameren van haar bezittingen. De hertogin had zelf nooit iets gepubliceerd en van haar complete verzameling restte nu slechts het veilingboekje. In de negentiende eeuw werd haar naam minder en minder genoemd in de handboeken.
De classificatie van Linnaeus, naar uiterlijk van de schelp, werd in de jaren veertig van die eeuw vervangen door die van Cuvier en Lamarck, op basis van de anatomie van het weekdier. Dit zou de indeling van de collectie van Margaret, wanneer die intact was gebleven, hopeloos ouderwets gemaakt hebben.Het beeld dat overblijft van haar verzameling is een aantrekkelijke waar wanordelijke uitstalling. Zo staat hij namelijk afgebeeld in de publicatie bij de veiling. Er was in 1786, het jaar na haar dood, al niets meer bijelkaar van de duizenden schelpen die zij geordend had. Nu zijn er nog slechts drie schelpen bekend die met zekerheid uit de Portland-collectie stammen.
Beth Fowkes Tobin: The Duchess’s Shells, Natural History Collecting in the Age of Cook’s Voyages. Yale University Press, New Haven en Londen 2014
De afbeelding met de schelpen toont een klein deel van de collectie van Sir Joseph Banks, een tijdgenoot van de hertogin. Het kabinet van Banks wordt in zijn originele staat bewaard in het Londense Museum of Natural History.
geef een reactie
Janske
Prachtig verhaal, wat een passie en volharding had die vrouw!
Bij het lezen hiervan, moest ik denken aan het zeemuseum Miramar in Drenthe ( http://www.miramar-zeemuseum.nl/ ). Hier tref je een dergelijke dame. Of in ieder geval haar verhaal. Een juffrouw uit een wat later bouwjaar die de wereld afreisde voor schelpen en andere zee-pracht. Ook de meest bizarre curiosa bracht zij mee van haar reis. Alleen al vanwege het verhaal van dit excentrieke mens een belevenis om te bezoeken!