'Die blijf t'huis kan reizen…zoo hij maar opsla deze konstpapieren'
Een schilderij van een landschap is niet hetzelfde als dat landschap buiten. Het is de versie van de kunstenaar die je op het doek ziet, aangepast aan zijn smaak. Of die van zijn opdrachtgever. Het is verleidelijk om te denken dat schetsen en tekeningen, in het veld gemaakt, wel de werkelijkheid weergeven. Ook dat is lang niet altijd het geval. Als de kunstenaar bijvoorbeeld een schets wilde hebben om potentiële klanten te tonen, dan kon het belangrijk zijn dat de bomen, planten en dieren zo realistisch mogelijk neergezet zijn, maar dat de compositie als geheel een fantasie is. Wie landschappen in de kunst en buiten een op een naast elkaar wil leggen, heeft nog het meest aan de studies die gemaakt zijn voor bijvoorbeeld stadsgezichten (meestal vanaf het land gezien), of voor andere opdrachten waarbij de topografie moest kloppen, zoals illustraties bij kaarten. Maar het ‘gevaar’ van idealisering ligt altijd op de loer.
In het Rijksmuseum in Amsterdam kun je dat nu allemaal zien. Uit de verzameling van John en Marine Fentener van Vlissingen, die vijftig jaar lang werken op papier bij elkaar brachten, is een schitterende selectie gemaakt. Alles komt langs: het ontstaan van landschap als zelfstandig genre (dus zonder heiligen en helden, maar gewoon op zichzelf), fantasie en realisme, allerlei modes (hoge of lage horizon, een of meerdere verdwijnpunten) en zo meer. Je kunt er fijn studeren. Of gewoon kijken. Ik doe van beide wat en heb een heerlijke tijd.
Het is klassiek om bij een overzicht van de geschiedenis van de lanschapsschilderkunst te openen met de panoramische blik op een stad, waarbij allerlei verzonnen elementen zijn toegevoegd. Die werken zijn vaak uit de tweede helft van de zestiende eeuw of het begin van de zeventiende. Zeker wanneer je het Vlaamse en Hollandse laagland vanaf een hoog standpunt wil tonen, is een gefantaseerde heuvel of rotspartij noodzakelijk. Had je een berg op reis naar Duitsland of Italië gezien en geschetst, dan nam je die gewoon op in je compositie. Of misschien ‘leende’ je ‘m wel van een andere kunstenaar.
Wat een verschil met de tekeningen van Claes Jansz Visscher (1568/87-1652)! Hij gaf ons, als een van de eersten, ‘Nederland zoals het was’. Je kijkt niet neer op een duizelingwekkende voorstelling, maar stapt zo van de kant het landweggetje op. De blik gaat langs het open water, maar niet te ver. Er is een aangename beslotenheid. Precies zoals Visscher het in de buurt van Haarlem gezien moet hebben, denk je dan.
Veel tijd bracht ik door bij het wat bleke Elegant gezelschap in een boslandschap van David Vinckboons uit circa 1607. Het geheel is een fantasie, je krijgt een heel fraai beeld van hoe het ideale lusthof eruit moest zien. Alle groen is strak geschoren, opgepot, ingeperkt, geleid en omheind. Maar daarbuiten mag het wat natuurlijker. Knappe truc van Vinckboons om een verdwijnpunt te leggen in de volledig beheerste natuur, en een in het aangrenzende bos. Het geheel is een variatie op het thema van de liefdestuin: overal wordt gemusiceerd en zien we koppeltjes, zoals onder de loofgang, op weg naar de fontein (symbool van levenskracht) in de tuin. Maar ook aan de bosrand is er amoureus vertier. Zelfs de honden zijn blij.
John en Marine Fentener van Vlissingen kunnen vanuit hun stoel echt op reis door hun verzameling. En de bezoeker van het Rijks kan dat nu ook. Je wordt soms zelfs meegenomen naar een specifieke Staatsbosbeheerlocatie, zoals het Haagse Bos. Of er worden landschapstypen getoond die wij nu beheren, neem een zandverstuiving in het Gelderse.
En er zijn uiteraard verdwenen plekken. Van Egbert van Drielst (1745-1818), met name bekend van aquarellen gemaakt in de omgeving van de buitenplaats Elswout (Overveen, bij Haarlem) en van Drents werk, hangt er een Landschap bij het dorpje Eext, Drenthe. Je ziet een holt. Dat is een opgaand bos, met veel eik, dat gebruikt werd om met name hout voor huizenbouw uit te oogsten en vee in te weiden. Bomen konden er een behoorlijke leeftijd krijgen (anders had je geen geschikt hout). Op sommige plekken zit keileem in de ondergrond waardoor het water niet wegzakte, prima voor het vee om uit te drinken en verkoeling in te zoeken. In de middeleeuwen waren die holten heel normaal maar ze verdwenen langzaam uit het landschap dat steeds opener werd. Op sommige plekken is zo’n holt er nog, zoals in Gasteren en Anloo. In Eext is hij verdwenen.
Misschien heeft Van Drielst het iets mooier gemaakt dan het in werkelijkheid was. Maar het is bescheiden naast de woudreuzen die Paulus van Liender (1731-1797) ons voorschotelt. Hij trekt alles uit de kast om een dramatisch effect te bereiken: woest gekronkelde stammen, bosranken die als lianen omlaag hangen en figuurtjes die in het niet zinken ten overstaan van de overweldigende natuur. Het is het ideale bos.
Gaat dat zien. Nu de late Rembrandt weg is, loop je het Rijks zo binnen.
Het panoramisch openingsbeeld is een gezicht op Antwerpen van de Monogrammist VHE of HVE (begin zeventiende eeuw).
Het citaat uit de titel is van Joost van den Vondel (ca.1667) en vat het plezier van de verzamelaar heel goed samen. Met dank aan Piet Schipper en Jori Wolf voor de uitleg over holten.
geef een reactie