Ich maak sjiech
De schatten die je als kind ontdekt! Zo vond ik in de ‘goej kamer’ van mijn oma’s piepkleine boerderij een schaaltje met goudklompjes. Geen echte, wist ik heus wel. In de stenen-en mineralengids las ik over pyriet, dat ook wel gekkengoud genoemd wordt. Twee dingen kon ik niet over uit: dat de natuur zo’n klontering van kubusvormen kan produceren en vooral dat die aangetroffen werden diep in de bodem van mijn eigen Zuid-Limburg. Ze waren namelijk gevonden door mijn oom Piet die jarenlang op de Staatsmijn Emma in Hoensbroek werkte. Die koel ging tot meer dan 700 meter diep, en je vond er ook ‘fossielen’ van varens. Het schaaltje staat er nog steeds, maar verder herinnert er niet meer zoveel aan het mijnverleden. Behalve stoflongen dan.
Nu ik bij Staatsbosbeheer werk, zie ik de sporen van de mijnbouw nog in heel veel van onze terreinen. De akkers met grove den leverden namelijk tientallen jarenlang het mijnhout. Dat ging soms wel om een half miljoen kuub per jaar. Voor de mijnen was puntgaaf (en dus sterk) hout nodig dat ook nogeens buigzaam was. Het werd toegepast ter ondersteuning van de mijngangen en om kolen- en steenval te voorkomen. Dat is een bekend verhaal: veel hout is wel sterk, maar onder te grote druk breekt het in één keer. Grenen veert wat en kraakt dan, wat een belangrijk waarschuwingssignaal is.
Maar hoeveel weg is van de mijnbouwgeschiedenis viel me ook op in Heerlen waar in Schunck (het voormalig mode- en warenhuis van de architect Peutz) een tentoontelling te zien is met werk van jonge kunstenaars geboren in de mijnstreek. Voor hen is de mijngeschiedenis deel van de oral history. Op het Schunckgebouw staat een glazen torentje en van daaruit wilde ik een foto maken en iets laten zien van een mijnlandschap. En dat kon niet. De horizon is groen en de stad gewoon een stad. Zeker er zijn wat monumenten bewaard, en de afvalbergen zijn ook terug te vinden, maar op het oog lijkt Heerlen niet getekend door zijn verleden -wat het uiteraard wel is. Neem alleen al dit schitterende gebouw, bewijs van de welvaart die de mijnindustrie bracht. Zelf ben ik opgegroeid met het verhaal dat mijnwerkers het goed hadden, ze verdienden immers meer dan ‘gewone’ arbeiders. Tot ver in de jaren tachtig hoorde ik dat de mijnen (tussen 1965 en 1974 gesloten) weer open moesten. Mannen van in de vijftig vertelden dat ze zo weer ‘onderin’ zouden gaan. Kwam dat door de kameraadschap van de koempels onderling? Waren ze trots op hun werk -dat ontegenzeggelijk zwaar en vuil was?
In Heerlen zie ik foto’s van Roger Cremers, wiens grootvader mijnwerker was. Ook hij groeide op met heroïsche verhalen van mijnwerkers, maar hij had er nog nooit een gezien. In 2001 trok hij naar Polen, en later naar de Oekraïne, Zuid-Afrika, Turkije. Overal legde hij mijnwerkers vast. En dat zijn niet de bekende plaatjes geworden van met gruis besmeurde gezichten die breeduit lachen, zoals de Limburgse arbeiders in de jaren vijftig vaak gefotografeerd werden. Ik zie heel wat werkmannen met getekende koppen, verslagen. En hé, lachende vrouwen! Oh, het was slechts hun éérste werkdag en de foto is gemaakt voordat ze ondergronds gingen.
In de patio van het Schunckgebouw flikkeren neonletters. MIJN verandert in DIJN en dat weer in MIJN enzovoorts. Schijnbaar oppervlakkige rijmelarij van kunstenaar Su Tomesen, maar het werk gaat heel direct over Zuid-Limburg als wingewest. Dat was het al in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden toen het onder bestuur van de Staten-Generaal viel en hoge belastingen en heffingen kreeg opgelegd. Ten tijde van de grootschalige kolenwinning is het als een kolonie behandeld, zo betoog Nic. Tummers in een pamflet dat hij in 1966 schreef en dat in 1974 in druk verscheen. Tummers maakte zich ook toen al sterk voor behoud van industrieel erfgoed. En mijn/dijn krijgt dan steeds grotere dimensies. Van wie is de mijnwerkerscultuur? Van wie zijn de bodemschatten? En je hoeft Kropotkin er niet bij te halen om je af te vragen of de mens de natuur kan bezitten.
Op de weg terug naar het Noorden, stop ik in Spaubeek, mijn geboortedorp. Mijn moeder vertelde weleens dat mijn broer en ik toen we klein waren elke middag om drie uur naar de stoomtrein wilden kijken. Die vervoerde kolen naar de haven van Stein. Het tracé van de spoorlijn is nog in het landschap herkenbaar. Maar bielzen, rails en bruggen zijn verdwenen. Ik tref er alleen een geroeste paal met een draadspanner aan -het traject was ooit afgezet met prikkeldraad. Maar wat een verrassing! Ik struikel over de slanke sleutelbloemen, irissen en aronskelken. Bronnetjes houden het smalle stukje natuur jaarrond nat. Over schatten vinden gesproken.
Een ‘sjiech’ is een laag (‘ein sjiech kaole’) of een dienst (‘daagsjiech’). ‘Ich maak sjiech’ betekent, het werk zit erop. Eind mei weer nieuwe posts.
geef een reactie
W. de Vries
Ook ik heb nu heimwee gevoelens op het moment dat de plaatsnaam Stein ik het stuk voor kwam. Als Hageneese in mijn jonge jaren vele zomer en kerstvakanties in Elsloo doorgebracht. Je kon een paard huren bij de lokale hoefsmid in Stein. Na afloop van zo’n dag behoefde je het paard enkel op het pad te zetten wat langs het Julianakanaal liep en een klap op z’n billen te geven. Liep zelfstandig met zadel maar zonder berijder dan terug naar z’n baas en stal in Stein. Vond ik als kind zo’n mirakel, maar het werkte wel. En onderweg nooit blijkbaar iemand die zei: He, daar gaat een paard met zadel maar zonder iemand erop!!!
W. de Vries
Ik denk dat de onderlinge solidariteit maakt dat de, in het stuk vernoemde ouderen, zo weer opnieuw “onder de grond” zouden gaan. Ik denk vergelijkbaar met b.v. militairen. Schouder aan schouder, rug aan rug, als koppels en teams, in de meest moeilijke omstandigheden. Als ze daar aan terug denken geeft dit dus blijkbaar een heimwee gevoel, want daarna nooit meer gekend.
Eveline
Leuk hoor, een verhaal over mijn home town Heerlen! Als ik er binnenkort weer ben, ga ik zeker even bij de Schunck langs!
wibokosters
Een mooi verhaal, Marcel! Vanuit het Oosten van het land vergeet je nog wel eens dat dit ook onderdeel van de industriële geschiedenis van Nederland is. Ik vraag me af, hoe behoud je die landschapskenmerken? Dat is nog eens wat anders dan een gebouw behouden (hier in de omgeving is het de textielindustrie waar je de restanten van ziet)