Bredase wijfjes en een vreemd verhaal op de vensters
In het Mastbos, bij Breda, heeft Staatsbosbeheer een chique buur: kasteel Bouvigne. De eerste echte vermelding van het huis dateert uit 1554, maar er is weinig zeker over de vroege bouwgeschiedenis. In 1605 is er sprake van een schoon gemetst huys en in een koopakte uit 1611 wordt Boeverie een huys van plaisantie genoemd. Het was toen in gebruik als buitenplaats van de familie Van Brecht en werd dus alleeen in de zomermaanden bewoond, in de winter verbleef men in de stad. In 1614 worden het kasteel en verschillende boerderijen bezit van de Prinsen van Oranje. Het aangrenzende Mastbos was al sinds de vroege zestiende eeuw, toen de familie nog ‘gewoon’ de grafelijke titel Van Nassau droeg, in hun handen.
Tijdens de belegering van Breda in 1637, verbleef stadhouder Frederik Hendrik op Bouvigne, niet op het kasteel, maar in het kampement dat hij inrichtte bij De Grote Hoeve. Dat is de plek waar nu de boerderij staat van waaruit Staatsbosbeheer het Mastbos en het Markdal beheert.
Ten tijde van het beleg kwam ook de persoonlijk secretaris van de stadhouder, Constantijn Huygens, op Bouvigne. Huygens is van groot belang voor iedereen met interesse in de buitenplaatsencultuur van de zeventiende eeuw. Niet alleen realiseerde hij zelf een buitenplaats, Hofwijck, in Voorburg bij Den Haag, ook schreef hij een zogenoemd hofdicht over de plek. In een hofdicht, waarvan er zo’n honderd bewaard zijn, wordt de soeticheydt des buiten-levens bezongen, vaak met verwijzingen naar klassieke idylles. Studie van de natuur werd geacht verheffend te werken. De natuur is immers net als de Bijbel ook Gods boek. Dus in hofdichten zijn dikwijls voorbeelden van deugdzaamheid uit de natuur opgenomen, zoals de ijverige mier. In Huygens gedicht, Hofwijck genaamd, gaat de lezer mee op een tocht over de buitenplaats en dan zegt de schrijver:
Hier buijg ick voor Breda; mijn ‘Masten zijn haer’ kind’ren:
‘T heeft Frederick belieft zijn hout-gewasch te mind’ren
Om ’t mijne te versien: ’t zijn Jofferen van ’t Land,
Mijn Vaders vaderland, die ick hebb voortgeplant:
‘K Segg Jofferen, noch eens: ‘k mochts’ ed’le wijfjes noemen;
Bredeasche wijfjes, jae; maer die ick derve roemen
Op Hofwijck Haeghs gemaeckt te hebben en Hof-wijs
Het kan haast niet anders of Huygens ‘Bredase wijfjes’ zijn grove dennen uit het Mastbos!
Maar terug naar het kasteel. De naam ‘Bouvigne’ is trouwens een negentiendse-eeuws bedenksel, toen werd het mode om oude namen te verfransen. Lange tijd stond het huis bekend als Boeverije. Het huidige uiterlijk is grotendeels zeventiende-eeuws. Maar wie over de drempel gaat, stapt de negentiende eeuw binnen. Zou je denken. In werkelijkheid betreed je de overblijfselen van de leefwereld van Mr. Leopold de Bruyn die Bouvigne in 1901 kocht. Het best bewaard is de benedenzaal met aangrenzende torenkamer. De Bruyn liet er een nieuwe schouw, notenhouten lambrizeringen en gebrandschilderde ramen aanbrengen. Die laatste zijn prachtig, en enigszins een raadsel. Ze verbeelden het verhaal van Amor en Psyche van de Romeinse auteur Apuleius. Het is een van de meest sprookjesachtige vertellingen over de liefde, waarin twee beminden gescheiden worden en na vreselijke beproevingen (vooral van haar) weer herenigd worden en hemels geluk vinden. Voor de ramen van Bouvigne is gebruik gemaakt van een zestiende-eeuwse versie (of een heruitgave daarvan) met plaatwerk van de mysterieuze Meester van de Dobbelsteen, zo genoemd omdat hij zijn werk met een dobbelsteen signeerde. Waarschijnlijk betreft dit de Italiaanse graveur Bernardo Daddi. Hij baseerde zich op zijn beurt in ieder geval op de schilderingen die Rafaël in 1518 in de loggia van de Villa Farnesina in Rome maakte. Om het allemaal nog veel verwarrender te maken: van de oorspronkelijke achttien ramen zijn er nog tien over en die zijn niet in de goede, verhalende volgorde aangebracht. Het wordt nog erger: mocht je de Italiaanse teksten die de afbeeldingen in het boek begeleiden al kunnen lezen, de brandschilder heeft ze maar voor de helft overgenomen. Kortom: je moet weten waar je naar kijkt, anders kom je er niet uit, daar in de torenkamer. Maar mooi is het er wel.
Goed idee van de huidige eigenaar, het Waterschap Brabantse Delta, om er ooit een boekje bij uit te geven met het hele verhaal. De ruimte is tenslotte in gebruik als trouwzaal.
Zelf zien? Dat kan op 25 mei, Nassaudag in Breda. Bekijk dan ook de tuinen rond het kasteel. De Bruyn plaatste er prachtige beelden die nu mooi verweerd zijn. 25 Mei is trouwens ook de nationale dag van het kasteel dus er zijn heel veel openstellingen. Maar in Breda krijg je er het Mastbos bij.
– Dr. F.A. Brekelmans: Kasteel Bouvigne Hoogheemraadschapshuis, Breda 1977 (“Geschiedenis van het Kasteel Bouvigne te Ginneken, uitgegeven bij de ingebruikneming door het Hoogheemraadschap West-Brabant.”)
-Melchior de Wolff en Peter Nijssen: Water op Bouvigne / Publikatie bij de tentoonstelling ter gelegenheid van het 500-jarig bestaan van Kasteel Bouvigne te Breda 1494-1994.
-Willemien B. de Vries: Wandeling en Verhandeling, de ontwikkeling van het Nederlandse hofdicht in de zeventiende eeuw (1613-1710). Verloren, Hilversum 1998.
geef een reactie