Je geeft 's wat hout, en kijk!
Afgelopen zondag leverde kunstenaar Chiel Kuijl (1971) zijn nieuwe werk op in (of beter bij) Museum Kranenburgh, in Bergen. Kuijl maakt enorme constructies met touwen die nieuwe netwerken in de natuur vormen. Het hout kwam uit Schoorl, met dank aan de vrijwilligers die hielpen met het uitzoeken van geschikt materiaal en het zagen. Ik mocht wat zeggen bij het kunstwerk:
“‘Van buiten word je beter’, hoor je vaak. Maar we komen er te weinig. Hoor je ook heel vaak. En veel onderzoek onderbouwt die uitspraken. De factsheet Natuur & Gezondheid van het IVN somt het allemaal op:
-Ongeveer 25 % van de Nederlanders van 18 jaar of ouder komt niet vaker dan een paar keer per jaar in de natuur. Zoiets vermoedde ik al, maar het wordt nog erger: “zelfs niet als een bezoek aan de tuin wordt meegerekend.”
-In de groep van 18-24 jaar komt maar liefst 41 % zeer weinig in de natuur.
Als jongeren zo zelden de natuur opzoeken, wat doen ze dan wel?
-Nergens in Europa kijken kinderen zoveel televisie als in Nederland(67% van 11 jarigen, en 70 % van de 13 jarigen kijkt minstens twee uur per dag). En de tijd die ze achter een computerscherm doorbrengen is hier nog niet meegerekend.
Tel daarbij op:
-het gebied rond de woning waar kinderen vrij kunnen/ mogen komen is steeds kleiner geworden, de weg naar school, als ze al lopen, ‘steniger’.
-kinderen met veel natuur in hun woonomgeving denken bij natuur vooral aan dieren die ze uit eigen ervaring kennen, zoals hert, eekhoorn en spinnen. Kinderen uit woonwijken met weinig natuur noemen vaker tropische dieren zoals leeuwen en olifanten, die ze van televisie (of de dierentuin) kennen.
-Mensen (vooral kinderen) die nooit in de natuur komen zijn ook vaak angstiger voor wat hen kan gebeuren. Maar het grootste gevaar in de natuur is, vermoed ik niet het wild zwijn of een valpartij, maar de teek.
Ik houd zo op met de cijfers enzo, maar er is, onder meer door onderzoek van Agnes van den Berg, ook het een en ander bekend over positieve effecten van natuur, en dan bedoel ik nog niet eens het ‘wegvangen van fijnstof’ en dat soort zaken die je ‘absoluut’ kunt meten. Wat te denken van het volgende:
-96 % van de Nederlanders voelt zich gezonder en rustiger na een bezoek aan de natuur.
-kinderen die in de natuur spelen vertonen gevarieerder speelgedrag, en ontwikkelen hun motorische vaardigheden sneller, en hebben minder last van overgewicht. Sommige onderzoeken tonen, na een verblijf in de natuur, een verbetering van de concentratie aan, bij kinderen die met ADHD gediagnosticeerd zijn.
Al die verhalen dat kinderen niet meer weten waar de melk of het vlees vandaan komt zijn, denk ik, waar. Iets soortgelijks maken we bij Staatsbosbeheer vaak mee. In Breda, waar de mooiste bossen echt direct aan de stad liggen, ontdekten we dat sommige kinderen er voor het eerst kwamen. Dat is al opmerkelijk, omdat ze zo toegankelijk zijn en er horeca is. Maar goed, een zo’n dreumes roept uit tegen de boswachter: “Kijk een hondje in de boom!”. – het was een eekhoorn…
Om er voor te zorgen dat kinderen wel weer in de natuur komen, spannen we ons in. We doen projecten, begeleid door de Universiteit Utrecht en het Natuurcollege van Irene van Lippe Biesterfeld, waarbij schoolkinderen met de boswachter naar buiten gaan. Liefst drie keer per jaar, zodat er ook iets als sense of place ontstaat. Een bewustzijn van de plek, en hoe de natuur daar voortdurend verandert. Er is geen primair educatief doel aan verbonden. Het is allemaal erg zintuigelijk. Omdat we geloven dat als kinderen nog nooit buiten zijn geweest, je niet met Heukels’ determineergids moet beginnen. Maar wat altijd opvalt, als kinderen vijf verschillende bladeren ontwaren, ze toch naar namen gaan vragen.
En we leggen, verspreid door het land 1000 ha speelbos aan. Daar mag bijna alles: hutten bouwen, kliederen met water en zand, sjouwen met takken enz. En we hadden een kunstwerk van Chiel Kuijl -dat ook door volwassenen heel erg gewaardeerd werd. Dat was op Kasteel Groeneveld. Helaas is het na een aantal jaren opgedoekt omdat het ‘op’ was.
Ik snap het wel als mensen zeggen dat zo’n werk van Kuijl over verbinding gaat en dat de vergelijking met een digitaal netwerk wordt gemaakt. Op Groeneveld was het bijvoorbeeld bijzonder spannend omdat het kunstwerk zich deels in het altijd opengestelde deel van het park bevond en, op behoorlijke afstand daarvan, deels in het ‘kantoortijden’ deel. Je had dus werkelijk geen idee met wie je communiceerde via de schommelende touwconstructies.
Ik ben een romanticus, dus ik denk niet zo snel aan een metafoor zoals ‘digitaal netwerk’. Veel eerder zie ik een vergelijking met een mycelium, het ondergrondse ‘bedradingssysteem’ van paddestoelen, dat overigens enorm kan zijn. Bij veel planten en schimmels ontdekken we dat er veel meer onderling gecommuniceerd wordt dan we ooit voor mogelijk hielden. En je hebt schitterende opnames van hoe planten met hun wortels ‘aftasten’ waar het goed groeien is.
Er zijn bomen die stoffen produceren als ze aangevreten worden en die ‘soortgenoten’ kunnen ‘lezen’ als ‘snel, wapen je en maak je bladeren bitter’. Ik zet dat tussen haken omdat we nauwelijks jargon hebben om dit soort processen te omschrijven. Oud-hoogleraar Oudemans, sprak recent in zijn boek Vegetatieve Filosofie van ‘alsof intelligentie’.
Zeker, het werk van Kuijl gaat over ‘buiten in verbinding’, of beter geformuleerd het werk ís buiten in verbinding. Met mensen onderling, en mens met natuur. Kuijl smeed zo tijdelijke, nieuwe eenheden.
Maar ik wil het ook nog over iets anders hebben. Als kind was ik altijd buiten. En dat heeft mij veel gebracht, waar ik als volwassene ook iets aan heb, en wat ik als het ware altijd kan aanboren. Dat gaat verder dan spelen of gezondheid of ontwikkeling van probleemoplossend denken. Het gaat over de stille plekken waar het werk van Kuijl je ook naartoe voert.
Van de Duitse dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843) is een beroemd gedicht: Da ich ein Knabe war…
Het gaat over zijn jeugdherinneringen. Over buiten spelen. Hij schrijft:
Da spielt ich sicher und gut
Mit den Blumen des Hains
Und die Lüftchen des Himmels
Spielte mit mir.
Hij speelde met de bloemen in het bosje, en de briesjes speelden met hem. Zoals Oudemans het over ‘alsof intelligentie’ heeft, zou je bij Hölderlin van ‘alsof bezieling’ (van de hemel, van de natuur) kunnen spreken. Maar dat is te voorzichtig. Voor Hölderlin geen ‘alsof’, en ik denk voor kinderen die opgaan in hun spel, ook niet.
Maar er is meer. Het gedicht opent met:
Da ich ein Knabe war,
Rettet’ ein Gott mich oft
Hölderlin legt hier een persoonlijke mythologie neer. Tenminste zo lijken wij die nu te lezen, maar misschien is het juist wel universeel, dat kinderen de wereld anders kunnen zien. Onbevangen, nog niet geconditioneerd door de rede en met een vanzelfsprekende toegang tot iets wat je later bijna niet meer terugvindt. Ik denk hierbij ook aan de woorden van Jezus: “Ik verzeker jullie; wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.” Gaat niet alle goede kinderliteratuur ook daarover? En is dat niet ook waarom je die als volwassene blijft lezen -van Alice in Wonderland en The Secret Garden tot zelfs vroege Suske en Wiske.
Na ook nog gemeld te hebben dat in het ruisende bosje, onder de bloemen, hij leerde liefhebben, besluit Hölderlin:
Im Arme der Götter wuchs ich gross.
Dat klinkt misschien allemaal wat te gezwollen of mystiek. Maar ga naar buiten. Je maakt er oneindig veel wonderlijker zaken mee dan wanneer je voor een scherm blijft zitten.”
geef een reactie
emiel beijk
mooi omschreven in welk een zorgelijk tijdsgewricht we leven…