Dat is pas reden voor een feest: 500 jaar Mastbos
In 1899 behoorde het Mastbos, ten zuiden van Breda, tot de eerste gebieden die, meteen bij de oprichting al, werden overgedragen aan Staatsbosbeheer. In 1999 hebben we daar uiteraard bij stil gestaan. En nu is er weer reden voor een feest: het Mastbos bestaat 500 jaar.
In 1515 geeft graaf Hendrik III van Nassau opdracht verspreid liggende eikenbosjes ten zuiden van Breda met elkaar te verbinden. Wat hem voor ogen staat: een groot wildpark voor de jacht creëren. Hij laat zakken vol zaad van de grove den aanvoeren uit Duitsland. Dat wordt hier gezaaid en zo ontstaat het oudste aangeplante naaldbos van Nederland: Het Mastbos.
Waar de naam Mastbos vandaan komt is onbekend. Vroeger leerde je wel dat er bomen voor scheepsmasten vandaan kwamen. Dat is onwaarschijnlijk. Het woord ‘mast’ wordt gebruikt om grove den aan te duiden maar ‘mast’ slaat ook op eikels als varkensvoer. Het hoeden van varkens in het bos, wat tot in de achttiende eeuw gebeurde, noemde men masten.In zijn 500-jarig bestaan heeft het Mastbos heel wat rampspoed gekend: tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) vond er door zowel de Republiek als de Spanjaarden een kaalslag in het bos plaats. De Spanjaarden roofden ook jong hout, zodat het bos zich niet vanzelf herstelde.
Eind achttiende, begin negentiende eeuw was er een gigantische rupsenplaag en in 1800 een zware storm. Herbeplanting gebeurde in het voor het Mastbos zo kenmerkende rechthoekige stelsel van dreven. De Tweede Wereldoorlog was desastreus voor het Mastbos: de Duitsers vorderden hout voor de mijnen, en, op veel grotere schaal, voor de Atlantikwall, de kustverdediging die een geallieerde aanval moest weerstaan. Herstel na de oorlog was een enorme klus.
Een groot stuk van het Mastbos is totaal anders begroeid en veel natter dan de rest, je kijkt er zo over water en lage struiken heen. Dit gebied heet de Kogelvanger. Ooit exerceerden hier militairen en hielden er hun schietoefeningen. Nu is het een (wild)rustgebied (en dus afgesloten). Toen het terrein in 1899 bij Staatsbosbeheer kwam werd bedongen dat bezoekers van het bos geen last mochten hebben van de schietoefeningen. Daartoe verrees aan de zuidzijde een stevige aarden wal van wel zeven meter hoog die fungeerde als kogelvanger. Deze is, alhoewel nu wat lager, nog steeds te zien.
Hij ziet eruit zoals je je een houtvester voorstelt: Adriaan van Schermbeek. Sinds 1889 werkte hij al in de houtvesterij Breda. Wanneer in 1899 het Mastbos eigendom wordt van Staatsbosbeheer vertrekt Van Schermbeek naar de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool in Wageningen maar zijn invloed bleek enorm. Van Schermbeek maakte serieus werk van het Mastbos als productiebos. Naar de modernste inzichten (van die tijd!) liet hij, tot verdriet van de plaatselijke bevolking, de bosbes verwijderen. Die zou de bodem te zuur maken. Monumentale maar zieke bomen werden geveld, zodat de productie geen gevaar liep. Tenslotte plantte Van Schermbeek in het overwegend grove dennenbos ook tamme kastanje (die geeft makkelijk verteerbare blad, voor goede humus) en Amerikaanse eik (die wortelt diep, ondanks de arme zandgrond). Om de scheidslijn van verschillende bosvakken te markeren plantte hij scheibeuken. Daarvan staan er nog verschillende.
De geschiedenis van de recreatie in het Mastbos begint elitair. Het was bedoeld voor de grafelijke en prinselijke jacht. Onder Hendrik III en later zijn neef Willem van Oranje werd er gejaagd op onder meer edelhert, ree, en wild zwijn. In de achttiende eeuw konden bezoekers bij de boswachterswoningen terecht voor een alcoholische versnapering, of, helemaal hip toen, een glas bloedzuiverend berkenwater. Houtvester Schermbeek juichte toerisme toe, zolang de bezoeker maar niet in zijn nieuwe aanplantingen kwam. Er verrezen verschillende uitspanningen, waaronder het nog bestaande De Boschwachter en Hotel Mastbosch. Vanaf de oprichting in 1883 promootte de ANWB het Mastbos, met zijn heerlijke lanen en dreven en vooral frisse dennengeur. Het Mastbos had al begin vorige eeuw een onweerstaanbare aantrekkingskracht op vrijende paartjes.
En het Mastbos nu? Het is nog steeds een ongelooflijk rijk gebied. Stadsrand en bosrand raken elkaar hier. Ik was er gister. Dus: morgen meer Mastbos!
Het portret van Hendrik III (ca. 1516) is van Jan Gossaert. Het bevindt zich in het Kimbell Art Museum in Fort Worth (Texas). De ‘varkens die in het bos geweid worden’ zijn door Paulus Potter vastgelegd in 1644. Het is mij niet duidelijk of ze in een groter verhaal ingepast zijn (‘de verloren zoon’, bijvoorbeeld). Potters naturalisme (het detail rechts!) maakt het verleidelijk om de afbeelding als ‘naer ’t leven’ te beschouwen.
Onmisbare bron: Het Mastbos, door Thijs Caspers (uitgegeven door Uniepers en Staatsbosbeheheer in 1999).
geef een reactie
Bredase wijfjes en een vreemd verhaal op de vensters | BuitenPlaatsen
[…] het Mastbos, bij Breda, heeft Staatsbosbeheer een chique buur: kasteel Bouvigne. De eerste echte vermelding […]
Mastbos 500 jaar
[…] Er is al veel gezegd en geschreven over het Mastbos en nog steeds verschijnen er verhalen die de moeite waard zijn. Graag verwijzen wij u naar het verhaal dat collega Marcel van Ool (adviseur landschap en cultuurhistorie) eerder deze week schreef voor zijn blog Buitenplaatsen. […]
Alles draait deze week om het Mastbos | Staatsbosbeheer West-Brabant
[…] de moeite van het lezen zeker waard is. En iedereen kan het lezen omdat het verscheen op het blog buitenplaatsen. Ik verwijs u graag door naar dat blog. Veel plezier bij het […]