Holland op z'n mooist
‘Dit is geen landschap. Dit is een schilderij (van een landschap)’. Zo kun je de wijze les samenvatten die ik altijd voor ogen houd als ik naar landschappen op papier, doek of paneel kijk. Je kunt er als kijker nu, nooit van uitgaan dat wat jij ziet, overeenstemt met de werkelijkheid toen buiten. Een kunstenaar tovert gerust met het perspectief, verandert het weer, verplaatst hele huizen, trekt een sloot wat rechter en nou ja, ga zo maar door. Toch kun je ondanks die artistieke vrijheid heus wel iets zeggen over hoe het ooit was. Alleen: je bent gewaarschuwd.
Staatsbosbeheer toonde ooit de landschappen, geschilderd en buiten, van Van Ruisdael, Van Gogh en Mondriaan. Natuurmonumenten brengt nu de Haagse School. Met Michiel Purmer, historisch-geograaf bij Natuurmonumenten, wandel ik over de tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag -die is deels een verrukkelijk weerzien met oude bekenden en deels een grote verrassing vanwege bijzondere bruiklenen. En in zijn geheel is het gewoon een feest.
Schilders van de Haagse School (grofweg 1860-1890) zochten de romantiek van het platteland en wilden dat zo eerlijk mogelijk weergeven. Vaak werd er in de buitenlucht gewerkt en schilders ontdekten zo de mooiste plekken van ons land -die ze soms angstvallig geheim hielden voor andere kunstenaars. Het is niet gek dat Natuurmonumenten zich juist aan deze schilders verbindt. Zij legden immers het in de twintigste eeuw razendsnel verdwenen cultuurlandschap vast. Sommige veranderingen begonnen al in de IJzeren Eeuw. Michiel wijst me op het water dat op tal van plekken op het polderland staat. Als je met windmolens werkt om een polder droog te houden, blijft er altijd wat water achter. Met de komst van stoomgemalen (en later electrische) valt het land echt droog. Maar daarmee zijn je droog-nat gradiënten ook weg. Dat klinkt wat technisch, maar iedereen snapt dat er veel meer verschillende planten en dieren voorkomen wanneer land en water elkaar afwisselen. Het verschil met de strakke grasmat van grote delen van het Groene Hart nu, is tekenend. Bij de schilders van de Haagse School zijn er talloze tinten groen en bruin op het doek gekwast en af en toe een dot van iets geligs of paars. Dat zijn de echte Hollandse weides! En die vind je nu alleen nog maar als ze beschermd worden door Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, een Provinciaal Landschap of een enkele particulier. Het gaat daarbij niet alleen om planten en dieren: het liefst is ons het landschap als geheel. Met sloten en dijken die soms al 800 jaar of ouder zijn. En als hij er nog is, ook de molen. In het Haags hangen nu verschillende schilderijen die tonen hoe de molens, zo vanaf 1850, ontwiekt werden en als stompen in het landschap bleven staan.
De komst van prikkeldraad, kunstmest, ruilverkavelingen en machinale bemaling, allen in opmars vanaf de vroege twintigste eeuw, zouden tal van landschappen wegvagen. Het is haast een schok om al die koeien in de negentiende eeuw buiten te zien. Niet op een biljartlaken van Engels raaigras, maar in weides vol bloemen, tot hun knieën in het water (lekker koel in de zomer) of schuilend bij de wilgen (zo geknot dat ze die niet kunnen aanvreten).
Hoogtepunt in Den Haag zijn twee grote werken van Anton Mauve (1838-1888) naast elkaar: ‘Schapen in de sneeuw’ en ‘De Aardappelrooiers’. Mauve maakte zijn beste werk in Laren, waar hij talloze malen schaapskuddes, op de heide of bij de kooi, vastlegde. Volgens Michiel is het onwaarschijnlijk dat de schapen in zo’n dikke sneeuw naar buiten gingen. Het is een beetje een raadsel waarom Mauve ze dan meerdere keren zo schetste en schilderde. ‘De Aardappelrooiers’ maakt trouwens wel duidelijk dat het ook logisch is dat een deel van de kleinschalige, arbeidsintensieve landbouw verdween. Immers: wie gaat nog zo oogsten of het land bewerken?
Jarenlang hing boven mijn bureau een kaart van Mauves ‘In de moestuin’. Dat werk is nu niet in Den Haag. Maar ‘Larens vrouwtje met lam’ is er wel en dat heeft datzelfde, zoiets innigs. Mauve zag het heilige in het alledaagse. Alles aan zichzelf genoeg. Hollandse tevredenheid, waar is die gebleven?
Natuurmonumenten pakt groots uit. Niet alleen is er de tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. In het Dordrechts Museum is er ook een. Daarnaast zijn er tal van buitenactiviteiten. Verder verscheen de fraaie catalogus ‘Holland op zijn mooist, op pad met de Haagse School’ met daarin onder meer een opstel van Michiel Purmer en verrassende aandacht voor de vroege fotografie.
Het openingsbeeld van deze post: Watermolen in de polder ‘De Leidsche Dam’ door Constant Gabriël, ca 1864.
geef een reactie