"Het weer is de belangrijkste bijzaak in de geschiedenis."
Met weer een winter van niks achter de rug, kun je je afvragen: waren de winters vroeger echt zoveel strenger? Het ligt eraan wat je met vroeger bedoelt, maar als het gaat over de zeventiende eeuw, dan is het antwoord: ja. Het is niet gek dat juist toen al die heerlijke ijsgezichten, zoals door Avercamp, geschilderd zijn. Dat ik dat zo stellig kan zeggen, komt omdat historisch geograaf Jan Buisman dat nauwkeurig heeft uitgezocht. Om winters te karakteriseren, houdt Buisman als vuistregel het aantal weken aan dat de trekvaart in de Hollandse binnenwateren door een ijsdek was gestremd. In een koude winter duurde dit vijf tot zeven weken, in een zeer strenge winter ten minste tien – en daarvan telde de zeventiende eeuw er maar liefst negen. ‘Weerman’ Buisman kon zo met zijn onderzoek behulpzaam zijn bij de prachtige tentoonstelling Winters van Weleer in 2001/02 in het Mauritshuis.
Voor wie het werk van Buisman nog niet kent: denk niet dat hij gewoon de droge weerstatistieken levert. Nee, hij is een echte geschiedkundige verteller die elk feit inbedt in een verhaal. Buisman is ambitieus: uiteindelijk wil hij duizend jaar weer in acht delen beschrijven. Recent kwam deel deel 6 uit (een dikke duizend bladzijden) dat over de periode 1751-1800 gaat. Het boek is magistraal.
Buisman schetst brede ontwikkelingen: “Als gevolg van wereldreizen en astronomisch onderzoek ontdekt men dat het hemelgewelf niet meer een veilige koepel met de vertrouwde lichtpunten is, doch een peilloze diepte met ontelbare sterren. Verder dat er buiten Europa andere, zelfs veel grotere werelddelen liggen. De eigen woonplaats verschrompelt tot een nauwelijks terug te vinden stipje in een onmetelijke ruimte.” Vanuit zo’n kader voert de historicus de lezer dieper een landschap in waarin elk detail ertoe doet. (Geen zorgen: Buisman heeft heus wel geschift -“ik ga niet elke donderslag melden”, zegt hij).
Iedereen die ooit met de trein van Amsterdam naar Haarlem reisde, kent het schitterende Huis Zwanenburg bij Halfweg, ontworpen door sterarchitect Pieter Post. Sommigen zullen weleens gehoord hebben dat het in het midden van de zeventiende eeuw gebouwd is als Gemeenlandshuis (bestuurszetel) van het Hoogheemraadschap Rijnland. Buisman nu beschrijft hoe je deze plek ook kunt zien als de geboortegrond van de moderne weerkunde. Nergens werden zo lang achtereen instrumentele waarnemingen (met thermometer, barometer, windvaan, regenmeter) gedaan als hier. Het is de achttiende-eeuwse voorloper van het KNMI.Misschien ga ik het boek ooit cover to cover lezen. Voor nu vind ik het leuk om in de index een locatie van Staatsbosbeheer op te zoeken en dan te zien wat Buisman daar, over een periode van vijf decennia, over vertelt. Mijn oog valt op de Ooijpolder (iets ten oosten van Nijmegen, aan de Waal). Ik herinner me de beelden uit 1995 toen in dit gebied, vanwege dramatisch hoogwater in de rivier, op 31 januari 15.000 inwoners geëvacueerd werden. Het zal in de achttiende eeuw ook wel over overstromingen gaan, denk ik. En dat klopt. Maar in bijna alle gevallen was de directe oorzaak toen niet de grote toevoer van regen- of smeltwater stroomopwaarts maar de vorming van ijsdammen (‘muren’ van kruiend ijs waarachter water opstuwt). Bij Buisman lees ik hoe in 1757 zo’n ‘groote blanke Schol…de bovenste bevroren korst van den nieuwen Dyk afscheurde en medenam; zoo dat het Water, vervolgens losse onbevroren aerde vindende, terstond een Doorbraek veroorzaekte, en wel zoo snel, dat de Wakers naeuwelyks tyd genoeg hadden, om het lyf door de vlucht te bergen.” En dat gebeurde ‘andermael’.
Dat is fantastisch aan het werk van Buisman: van de ene kant scherpt het de blik op een terrein dat je dacht te kennen. Van de andere kant wil je ook weten wat er op zijn beurt achter het verhaal van de historicus zit. Dus ga je zelf verder op onderzoek uit. (Voor de Ooijpolder las ik na Buisman: H.W. Lintsen; Geschiedenis van de techniek in Nederland. Het hoofdstuk over rivierverbetering). En het verhaal is nooit af. Vorig jaar werd het kabinetsbesluit genomen over het Deltaprogramma Rivieren. In de tekst van de provincie Gelderland gaat het over ‘wel of geen retentie in de Ooijpolder’. (Waarmee bedoeld is dat de Ooijpolder eventueel meer water gaat vasthouden. Bij hoogwater is dat stroomafwaarts heel fijn, maar je zou maar in de Ooijpolder wonen). Het is nog even afwachten hoe een en ander voor de Ooijpolder gaat uitwerken. Ondertussen blijf ik bladeren in Buisman. Met het weer erbij is de geschiedenis een stuk echter.
Jan Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen (red. A.F.V. van Engelen), deel 6, 1751-1800. Uitgverij Van Wijnen, Franeker 2015.
De afbeelding van het kruiend ijs is van de Nijmeegse kunstenaar Roeland van Eynden. Hij legde in 1789 de ‘ijsberg tegen de dijk te Ochten’ (Betuwe) vast. In tegenstelling tot in 1784 kwam het deze keer niet tot een dijkdoorbraak.
geef een reactie