De wereld als tuin
In het noordwesten van de Veluwe, bij het Speulder- en Sprielderbos heeft Staatsbosbeheer een fijne buur: Landgoed Schovenhorst. In 1848 stichtte J.H. Schober op deze plek een pinetum (verzameling van naaldbomen) dat functioneerde als proeftuin en boomkwekerij. Nu is er een soort natuurpretpark, in de beste betekenis van het woord. Een van de nazaten van Schober is de emeritus hoogleraar Wouter Oudemans die op zijn beurt in het Groningse Wedde een bomentuin aanlegde, die Tenaxx heet. Oudemans publiceerde samen met ‘botanisch filosoof’ Norbert Peeters het boek Plantaardig, vegetatieve filosofie. Samen werken ze (onder veel meer) een idee uit dat eerder door de Amerikaanse schrijver Michael Pollan naar voren is gebracht: planten gebruiken de mens voor hun evolutionair gewin. Ze domesticeren de mens. Kijk maar naar de douglas. Wij wilden deze van oorsprong Amerikaanse boom ook wel in Europa hebben, vanwege zijn schoonheid of hout. Onze beslissing, ons voordeel? Die boom heeft het voor elkaar gekregen de mens voor zijn karretje te spannen en met zijn hulp enorm veel nakomelingen te krijgen, ook nog eens heel veilig over een flink gebied verspreid. (De Nederlandse zegetocht van de douglas begon overigens op Schovenhorst). De auteurs concluderen dat “planten in een alsof-betekenis wel degelijk rationeel, waarnemend, handeldrijvend etc. zijn.” Tel daarbij op dat wetenschappers nog steeds nieuwe en complexere vormen van plantencommunicatie ontdekken. Voorbeelden daarvan zijn dat wanneer ze aangeknaagd worden door een insect ze ‘de vijand van de vijand’ lokken of soortgenoten waarschuwen hun weerstand te verhogen. Dan is er sprake van intelligentie, zij het een andere dan de onze.
Van de andere kant is de mens ook plantaardiger dan hij denkt. Door een voortdurend ‘over en weer’ tussen mens en plant hebben we eigenschappen van hen overgenomen. Zo hebben planten als granen het voor elkaar gekregen dat wij in plaats van als los wild rond te zwerven, ons op één plek vestigden en ons toelegden op hun verzorging en verspreiding. De mens werd sedentair, toch de essentie van een plantaardig bestaan.
Het is ook helder dat ons bestaan ten diepste met dat van planten verweven is, en dat komt door de fotosynthese. Zonder dat proces zou zonlicht direct omgezet worden in warmte. Door planten echter wordt de energie niet gebruikt voor verhitting maar om een reeks chemische reacties teweeg te brengen. Die vormen de basis van de evolutie van alle levensvormen (en leveren ‘onze’ zuurstof).
Oudemans en Peeters komen tot de conlusie dat het denken in scherpe tegenstellingen zoals natuur -kunst, productiebos -oerwoud, beschaving -wildernis, zijn langste tijd gehad heeft. “Mensen kunnen wel denken dat zij heel anders opereren dan ‘de natuur’, vanwege hun kunstvaardigheid, bewustheid en beheersingsvermogen, maar deze gedachte hebben zij te danken aan de processen van natuurlijke selectie en fotosynthese, die mensen ook weer in staat hebben gesteld, het besef te hebben van diezelfde natuurlijke selectie en fotosynthese.” De cirkel is rond, en je kunt je er nooit buiten plaatsen. Er is een globale tuin waar de tegenstelling tussen cultivering en natuurlijkheid niet te handhaven is.
En dan krijgen het Nederlanse natuurbeid en Staatsbosbeheer er van langs. Die gaan namelijk wel degelijk uit van die tegenstelling, zeggen de auteurs. Staatsbosbeheer vormt tal van douglasakkers (dus productiebossen met een monocultuur) om tot soortenrijkere natuurlijke bossen. Als je voor die ‘nieuwe’ natuur dan ook nog woorden als ‘oorspronkelijk’, ‘ongerept’, of zelfs ‘oer’ gebruikt, ja dan ga je nat. Daarnaast, in die douglasbossen vind je allerlei natuurlijke variëteiten die je in één klap wegveegt -dat is ook een vorm van verlies van biodiversiteit en niets minder dan bioracisme (waarbij exoten uitgeroeid worden). De schrijvers maken vervolgens de stap naar het landgoed Tenaxx waar juist al die douglassen er kunnen zijn.
En dan bekruipt mij het gevoel dat het hele boek geschreven is als een verdediging van Oudemans’ eigen tuin. Ik ben filosoof noch ecoloog maar volgens mij is het heel goed mogelijk om die tegenstelling (tussen cultivering en natuurlijkheid in de wereldtuin) te zien in gradaties van zelfordenend vermogen. In het vorig jaar ontdekte veengebied in het Congobekken is voor zover na te gaan, niet ‘gewied’. Dat is toch iets heel anders dan een douglasbos, al zijn beide in hun onderdelen natuur. Nu hebben we in Nederland geen natuur die vergelijkbaar is met het genoemde veen, maar dan nog gaat het Staatsbosbeheer erom alle gradaties te onderkennen. Van beekdal met ‘autonome’ processen tot aangeharkt kasteelpark met arboretum. (En ook sommige douglasbossen blijven, al was het maar omdat ze hout, dus geld opleveren).
Volgens de schrijvers strooien we ons zelf zand in de ogen, met zo’n goededoelenhouding. Natuurbescherming is gestoeld op een schuldbesef, we hebben Moeder Aarde iets aangedaan. Dat proberen we goed te maken door een daad die niet meer dan ritueel is. Bovendien: “het instellen van natuurparken moet verhullen dat er geen instantie is die geraakt kan worden door menselijk handelen, behalve mensen zelf en dat mensen niet anders kunnen dan hun eigen leefomgeving vernietigen dankzij de onontbeerlijke vergroting van de voedselproductie voor de uitdijende mensheid op een eindige planeet.”
Maar als we de lijn die Michael Pollan uitzette, eens verder volgen. Zou het zo kunnen zijn dat, net zoals specifieke soorten als douglas, aardappel, tulp enzovoorts ons verleid hebben, nu het ‘systeem’ natuur als geheel een appèl op ons doet? En dat we die stem kunnen horen juist omdat we er deel van zijn.
Plantaardig, Vegetatieve filosofie, geschreven door Th. C.W. Oudemans en N.G.J. Peeters. In 2014 uitgegeven bij KNNV. Wie na het leuke interview bij Vroege Vogels denkt met Plantaardig een vergelijkbaar boek te kopen komt bedrogen uit. Het is grotendeels in jargon geschreven.
De zwartwit afbeelding is uit: Schovenhorst, album bij het 100 jarig bestaan (1848-1948) en heet ‘In het Groote Pinetum, ontstaan in 1865, Groep Picea abies (vak 16, afdeeling m.).
geef een reactie
Tussen tuin en Yosemite: Staatsbosbeheer #2 | BuitenPlaatsen
[…] vries naar de Biënnale in Venetië, kwam een pauselijke encycliek uit en verscheen een boek over ‘vegetatieve filosofie’ (van Oudemans en Peeters). Hoe uiteenlopend ook, steeds weer ging het om de rol van de mens in een […]
s.ketelaar
Het begrip “botanisch racisme” werd tijdens tv-interview uitgevonden door de hr.oudemans,hierbij doelend op het beheer van nederlands staatsbosbeheer om de “exotische planten,struiken en bomen er uit te bonjouren. De waarom-vraag van staatsbosbeheer werd heel slim niet vermeld, namelijk dat bossen ook recreatief moeten zijn,dat houdt dus in dat er meer licht en ruimte moet zijn in een woud net als 200 jaren geleden!
marcelvanool
Hier wordt te snel een conclusie getrokken, weliswaar een vermakelijke. Ik heb het boek niet gekocht en gelezen na de uitzeding. Het was andersom, ik hoorde de uitzending na lezing. En toen dacht ik: als ik op basis van Vroege Vogels dat boek gekocht had, zou ik me bekocht voelen. Dat zou overigens geen ‘vegetatieve filosofie in bedrijf’ betekenen- die zou immers een groter dan eenmalig succes moeten hebben (’tot evolutionair gewin leiden’), nu gebeurt eerder het tegenovergestelde.
Blijft verder een uitzonderlijk boek. Ik was erg blij met de passages over Leibniz. Neemt niet weg dat ik talloze malen in de kantlijn heb geschreven: zeg ’t nou gewoon.Verder vond ik het flauw om voorbeelden van gruwelzinnen op te nemen in mijn blog, maar ze zijn er.
In plaats van er een enorme verantwoording in op te nemen, was het boek gebaat geweest bij een heldere samenvatting.
Boek al gelezen? Gesprek erover op Schovenhorst of bij ons?
boomen
Als het al zo is dat de vegetatieve filosofie in jargon is geschreven en dat het interview in vroege vogels in die zin een bedriegelijke verleider is, dan gedraagt de vegetatieve filosofie zich op precies dezelfde wijze als het onderwerp dat/wat ze behandelt. Onbedoeld is de schrijver van bovenstaand stuk aldus zo een uiterst amusante man geworden. Daarbij, Oudemans zijn tuin is een afspiegeling van de wereld waarin het zich bevindt, en de inhoud van zijn schedel een afspiegeling van de ziel ervan, ook al laat die zich slechts afbeelden op de kaft van zijn boek omdat deze verder dan dat niet bestaat. Daarbij zei nog gezegd dat het boek zelf uit dezelfde stof is geweven als dat wat het daarin verhuld.