Godensluimer
Gister droomde ik van Stourhead. Het huis en park in Wiltshire dat ik vorig jaar bezocht. De plek geldt als het picture perfect voorbeeld van een Engels landschapspark. Heel terecht. Ik was er met studenten, collega’s en een hoogleraar, en iedereen had door, ‘hier is iets’, de sense of place is zo sterk, je vergeet even dat je in een strak ontworpen omgeving bent en waant je in een arcadië. Het is je gegund hier te zijn.
Sense of place is niks anders dan de geseculariseerde versie van het gevoel dat de ouden hadden bij de genius loci, de geest van de plek. Voor Grieken en Romeinen was het vanzelfsprekend dat in en bij bossen, bergen en meren goden, nymfen en allerlei wonderwezens huisden. En inderdaad ook genii, de beschermgeesten van een plek. De goden en geesten hebben het Christendom niet overleefd. Ze zijn gesunkenes Kulturgut. Maar het idee van een genius loci wordt telkens herontdekt. Opmerkelijk vaak door dichters. Omdat het peilen van een plek nu eenmaal bij hun werk hoort, denk ik. In 1731 schrijft de Engelse dichter Alexander Pope een gedicht (hij zelf gebruikt het woord epistle) aan Lord Burlington waarin een zin staat die elke student landschapsarchitectuur of kunstgeschiedenis uit zijn hoofd kent: Consult the genius of the place in all. Pope was een vroege pleitbezorger van de landschapsstijl, van een ‘natuurlijk’ ogend landschapspark. Hij wilde af van wezensvreemde franse tuinstijlen, waarbij de natuur geometrische vormen opgedrongen krijgt. Dat wil dus helemaal niet zeggen dat hij tegen ordening was. Maar het liefst zag hij die zoals op een schilderij van bijvoorbeeld Poussin.
Een generatie later zou Horace Walpole de britse afschuw van de barokke tuin als volgt samenvatten: Each alley has a brother / and half the garden just reflects the other. Die zeventiende-eeuwse tuinen zijn dus saai, vond men. Daarmee is niet gezegd dat landschapsparken, en zeker niet de vroege, over natuur gaan. Er werden zorgvuldig, settings of scènes, tone(e)len zo men wil, gecomponeerd. Tuin is theater. En wandelen op bijvoorbeeld Stourhead was ook een intellectuele exercitie. Van bezoekers werd verondersteld dat ze hun klassieken kenden en een verwijzing in architectuur naar Flora of Apollo onmiddellijk begrepen. Sterker nog, je kon, zoals op Stourhead, echt op reis door een antieke wereld -mits je Vergilius gelezen had. En, toch heus erfgoed van de barok, er wordt briljant gespeeld met licht- en donkereffecten. Stourhead ligt in een dal waarin de rivier de Stour afgedamd is en zo een meer vormt. Tijdens de wandeling is er telkens een nieuwe tempel, brug of ander bouwsel aan de overkant van het water te zien. Alles is geënsceneerd en er is een ongedwongen maar toch vanzelfsprekende routing van plek naar plek. Je komt in een duistere grot (in 1748 aangelegd). Het is het oord van de theoi chtheonioi, de goden verbonden met de aarde en in het bijzonder de onderwereld. In het centrale deel van deze spelonk staat een beeld van een slapende nymf (pas later geïdentificeerd als Ariadne). Erbij een gedicht van Alexander Pope, in gesleten goud:
Nymph of the grot these sacred springs I keep,
And to the murmer of these waters sleep;
Ah! Spare my slumbers, gently tread the cave,
And drink in silence, or in silence lave.
Vanuit deze donkerte kijk je ver aan de andere zijde van het meer uit op de Apollotempel, die voor licht, schitter en rede staat.
Dat ‘consult the genius of the place’ echt iets betekende, ook na Popes dood blijkt uit bijvoorbeeld het (nogal snobbistische) gescheld van een latere eigenaar van Stourhead, Sir Richard Colt Hoare. Hij beschreef huizen van anderen gerust als deprimerend (want van baksteen) of ‘uitgevoerd in de kostbaarste stijl die men zich maar kan voorstellen, nogal opzichtig’. Over Downton Castle beweerde hij: “[overall it was] not quite adapted to the genius of the place.” Haha, de Engelsen en hun ‘quite’.
Het adagium van Pope is natuurlijk relatief. Maar de houding die erachter zit, spreekt mij veel meer dan een ‘fuck the context’ en ‘kieper je blokkendoos maar om’ instelling die zoveel twintigste en eenentwintigste-euwse architectuur kenmerkt.
Bij zijn gedicht schreef Pope een inleiding. Daarin staat: “In architecture and gardening, where all must be adapted to the genius and use of the place, and the beauties not forced into it, but resulting from it.”
Ik zeg het nog een keer: “beauties not forced into it, but resulting from it.”
Voor deze post is ondermeer gebruik gemaakt van:
M. Mosser & G. Teyssot: The history of Garden Design /The western Tradition from the Renaissance to the Present Day. Thames and Hudson, Londen, 1991. Hierin is opgenomen het briljante artikel van John Dixon Hunt: “Ut Pictura Poesis”, The Garden and the Picturesque in Engeland (1710-1750).
R. Wilson & A. Mackley, The Building of the English Country House 1660-1880. Hambledon Continuum, Londen 2000
O. Cook, The English Country House, an art and a way of life. Thames and Hudson, Londen 1974.
Met dank aan Jori Wolf voor de foto’s van de grot.
geef een reactie
De eenheid van tegendelen | BuitenPlaatsen
[…] door ze met een ‘koorhek’ af te scheiden van de profane wereld. Kende Van de Wint Stourhead? Over dit landschapspark schreef ik ooit: “Je komt in een duistere grot (in 1748 aangelegd). […]
greet boekholt
Blij dat ik jdeze site ontdekt heb