Landschap als cadeaupapier
Aan de friese schilder Gerrit Benner (1897-1981) zijn in ’t heitelân nu twee tentoonstellingen gewijd. In Het Fries Museum in Leeuwarden is vroeg werk te zien dat duidelijk maakt dat Benner haast gevochten heeft om een eigen vorm en stijl te vinden. Toen hij die eenmaal had, zo rond 1970, schilderde hij het ene na het andere rake doek. Dat is te zien in Museum Belvédère bij Heerenveen.
Benners allervroegste schilderijen zijn gemaakt in zijn vrije tijd. Hij was winkelier in Leeuwarden en trok er ’s avonds en op zondag op uit om te schilderen, bijvoorbeeld vanuit zijn bootje. Er is praktisch niks over van die doeken. Benner vernietigde het grootste deel. Maar het zal redelijk rechttoe rechtaan werk geweest zijn. Daarna zie je in Benners schilderijen, zelfs als van directe beïnvloeding geen sprake was, voortdurend andere meesters terug: van de kleurcirkels van Delaunay, de mysterieuze sfeer van Duitse expressionisten en de droomlandschappen van Chagall. Ook Benners onderwerpen als het dorp, het paard, het bos, de tuin sloten aan bij wat internationaal gebeurde. De sprookjeslandschappen en tovertuinen maken langzaamaan plaats voor steeds meer Friesland. Veel van zijn werk uit de jaren vijftig en zestig, toen hij overigens heel succesvol was en gewaardeerd werd door vakbroeders Appel en Corneille en directeur van het Stedelijk Museum Willem Sandberg, lijkt een worsteling met de verf. Hij zet zijn landschappen soms dik in de olie, dan weer schemert het doek door de verf heen. Als je de titel niet zou weten, zie je ‘Kip en Haan’ uit 1956 als een abstract werk. En er zijn bossen, opgebouwd uit honderden vegen in alle kleuren maar de stammen zijn kinderlijke vorken in zwart. Ondertussen ‘wandelt’ Benner ‘rustig door in zijn eigen gebied’ zoals hij het zelf noemde.
En dan! Het is haast te mooi om waar te zijn, ‘Voorjaar 1970’, daar is de echte Benner: vlak en vrolijk en breed gekwast. Wie wil, ziet Friesland (al is het werk vaak in Amsterdam gemaakt): rechte sloten, herkenbaar, maar vaak zonder strakke horizon, hemel en aarde gaan in elkaar over. Wolken nemen soms de kleur aan van weides. Het is lyriek van het land, met een gul gebaar aan de kijker gegeven.
Benner kon zich in een tijd van ‘ellende, nood, oorlog en honger’ weleens afvragen wat zijn schilderijen nog met de wereld te maken hebben. Lambert Tegenbosch van het Noordbrabants Museum gaf daarop in een catalogus uit 1971 het antwoord: “Men moet blijkbaar oud worden en bijwijlen zeer somber om tot deze mogelijkheid van geluk met zo’n kracht de toegang te openen.”
geef een reactie