De herfst komt met rouwranden
Vorige week was ik in Chantilly, even ten noorden van Parijs. Ook daar hadden we een glorieuze nazomer. Maar in het kasteelpark was het toch ook al herfstig, de bomen van brons, het licht wat verstrooider, het gras omzoomd met bruin blad. Komt door al die kastanjes, die kleuren heel vroeg. Misschien wat op weg geholpen door ziektes. Het lijkt de bomen niet echt te deren: de bolstervracht is enorm.
In het kasteel huist het Condé Museum. Hun grootste schat is het getijdenboek dat we kennen als Les très riches heures du duc de Berry. Maar dat krijg je nooit te zien, eenvoudig te kwetsbaar.
Het museum bezit geweldige veertiende- en vijftiende-eeuwse Italianen, waaronder fra Angelico en fra Filippo Lippi. Die hangen nu opgepoetst bij elkaar in het jeu de paume. Ik werd er getroffen door een werk van Botticelli (ca.1445-1510). Bij weinig kunstenaars is zoveel gefilosofeerd over de betekenis van de voorstellingen. In de negentiende eeuw was de ontdekking van Botticelli zo’n beetje de basis voor de moderne kunstgeschiedenis, met Engelsen die er een haast spirituele zoektocht van maakten en Duitsers die een echte Kunstwissenschaft van de grond probeerden te krijgen. Het is dus een beetje oppassen als je iets zegt over Botticelli: alle groten hebben zich er al over gebogen.
Botticelli deed me heel lang niks, ik vond de boel nogal uitgestreken, soms zelfs een beetje ziekelijk. Schrijfster Vernon Lee (pseudoniem van Violet Paget, 1856-1935) zei over zijn werk: “I am never in tune, always too high or too low for him.” Maar enkele jaren geleden gebeurde het ineens, in Florence, ik werd weggeblazen door die krachtige figuren van Botticelli. Zijn Flora groette me.
Het schilderij waar ik nu voor stond wordt door het museum gepresenteerd als een Botticelli. De toeschrijving is echter lange tijd betwist. En dat in de lelijkste bewoordingen: “te grof en stom [voor de meester], geschilderd door een leerling” (Berenson in 1903) of : “meesterlijk ontwerp verknald door middelmatige uitvoering” (Gamba in 1938). Ik zag de sterkste vrouw uit de kunstgeschiedenis. Zie haar zelfverzekerde pas, haar gezicht alsof ze nooit getwijfeld heeft. Maar wie is zij? Het museum houdt het erop dat ze de Herfst of de Overvloed verbeeldt. Eerder is ze Pomona genoemd of gezien als een allegorie van de Dronkenschap. Ik vind Herfstige Overvloed wel overtuigend, en ach die ene kunsthistoricus die erop wijst dat het kereltje rechts een krans van kersen draagt, en dat die vrucht toch echt van het voorjaar is…Uiteraard vind je ook een wat zurige interpretatie: het gaat niet om Overvloed maar om Overdaad, het schilderij waarschuwt voor de gevolgen van over indulgence in the fruits of the vine – dus toch Dronkenschap? Ik geloof er niks van. Botticelli’s Herfst brengt ons de rijkdom van de natuur en spoort ons aan ervan te genieten. Unapologetic. Zie wat ze ons aan vruchten brengt! Het lijkt alsof het vuil van het oogsten nog onder haar nagels zit (Maar dat is gewoon hoe Botticelli vingers schildert). De Herfst zegt: neem! Die geile donder links heeft het begrepen.
geef een reactie