Luchtbrug voor een merel
Of ik tweehonderd woorden wil wijden aan Nederlandsche Vogelen? Het is voor Naarbuiten, het blad van Staatsbosbeheer. Ja hoor, ik word ervoor betaald. Nederlandsche Vogelen is een van de kostbaarste producten van onze boekdrukkunst en verscheen in vijf delen tussen 1770 en 1829. Net als bij het veel beroemdere The Birds of America (1827-1838) van John James Audubon, zijn de meeste vogels levensgroot afgebeeld. Dan wordt het vanzelf duur. (In 2010 werd een Birds of America in Londen geveild voor 11,5 miljoen dollar). Het Nederlandse boek wordt ook wel (de) Nozeman en Sepp genoemd, naar Cornelis Nozeman die de eerste teksten leverde en drie generaties Sepp (te beginnen bij Christiaan) die de gravures maakten. Onze meest ordinaire tuinvogel de merel was toen een veel minder algemene verschijning. Nozeman: “De Merel mag een inbooreling genoemd worden, want hy wordt jaerlyks gebroed in sommigen onzer bosschen, dikwils in onze griendten, en meest aen de slootkanten op de koppen van geknotte Willigenstooven.”
Terwijl ik aan het stukje werkte (tweehonderd woorden is níks) speelde zich in mijn eigen tuin een vogeldrama af. Zoals ik al eerder schreef hebben de mereljongen in mijn piep stadstuintje moeite om uit te vliegen. Ze belanden al snel op de grond. Dat gebeurde ook met het enige jong van de derde(!) leg van dit ‘seizoen’. Ik dacht, ik zet ‘m (‘r?) gewoon terug in het nest, dat werkte vorig jaar prima. Maar deze keer niks daarvan! Snavel agressief naar voren gericht zit vader merel bij het nest. En dan moeder merel! Ik had het niet eens goed door. In een duikvlucht, pootjes als klauwen naar voren, stort ze zich op mij. Ze raakt mijn voorhoofd. Een beetje bloed op de grond. Mijn hemel, als het zo moet. Zoek het maar uit. En dat doen ze! Een ouder waakt op een muurtje, de ander onderneemt een voedseltocht. Ze wisselen elkaar telkens af en wurmen worden tot op de grond gebracht waar het stuntelig jong zich ophoudt onder de bereklauw. Dat houden ze drie dagen vol. Daarna wordt het weer stil in de tuin. Junior zit nu bij de buren op het dak.
Nog even terug naar Nederlandsche Vogelen, gewoon omdat de taal zo fraai is: “De Merels broeden van alle onze vogelen de vroegsten in het voorjaer: Hiervan komt het, dat de eerste jongen nu en dan door de koude sneuvelen. In den Zomer broeden zy nog eens. Hunne Eijeren zyn, ieder broedsel, van 3 tot 5 in getal. Dezelven zyn groenachtig en flaeuwbruin gespikkeld. Hunne Nesten zyn vry diep, en bestaen uit fyne vezelen van wortels, het zagtste mos, en verkenshaeiren, van binnen in den omtrek zeer konstig digt gestreeken of samengehecht met kley, doch dan weer, opdat de Eijeren tegen dien harden wand niet te bersten stooten zouden, behangen met een zagt overkleedsel van ’t fynste haeir en van kleine vedertjes: Van onderen is het nest niet geplakt, zoodat het water welk ‘er in komt altoos weg kan loopen.” Ik check en het klopt. Al zijn die ‘verkenshaeiren’ nu vervangen door sliertjes fijn plastic.
Uitgeverij Lannoo bereidt een facsimile uitgave voor van Nederlandsche Vogelen (E129,-daarvoor krijg je wel meer dan 800 bladzijden vogelplezier). Vanaf 29 augustus is in Museum Meermanno een grote tentoonstelling te zien met tal van vogelboeken, waaronder de orginele delen van Nozeman en Sepp.
geef een reactie
In vogelvlucht door de kunst | BuitenPlaatsen
[…] Nederlandsche vogelen (1770-1829) door Cornelis Nozemann en Christiaan Sepp en zijn zoon is er een beroemd voorbeeld van. […]
1000 jaar vogels in honderd boeken | BuitenPlaatsen
[…] uiterlijke kenmerken. Er ontstaat een drang om complete overzichtswerken te maken. Het beroemde Nederlandsche Vogelen (1770-1829) is daar een voorbeeld van. Verschillende exemplaren liggen open op de tentoonstelling, […]
meta
Stank voor dank met die vogels 🙂 (maar stiekem wel erg dapper dat ze een zó veel grotere (vermeende) tegenstander tóch aandurven!)