Een waterval in klei
Het is niet helemaal duidelijk wat Coda in Apeldoorn wil met de tentoonstelling Natuurkracht. En dat is prima. Een wat opendeurige zaaltekst wijst de bezoeker erop dat hij het zelf is, die betekenis toekent aan de natuur. Die laatste blijft onverschillig onder onze symboliek, onze weergaven op doek en papier, ons plezier en ons lijden. Dus Coda pakt maar meteen uit met Armando’s Schuldige Landschaft (1987). De natuur bij Amersfoort was getuige van de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog maar weigert er getuigenis over af te leggen. Sterker nog, in haar groei wist ze alle sporen uit. Wij betekenen niets voor haar. Dat zien we ook in de serie ‘Cahutchu’ van Jasper de Beijer. Van een rubberplantage, ooit welvarend met grote landhuizen, restten alleen nog de foto’s. Het glorieuze verleden is definitief voorbij. De Beijer nam de platen als uitgangspunt voor een reconstructie in zijn studio. Maar nu met natuurlijk verval: de lianen breken door het marmer heen. Het levert geen obligate ruïneromantiek op. Ik dacht dat het om documentaire fotografie over Detroit ging.
Natuurkracht is voor een groot deel (hernieuwd) kennismaken met grote namen. Maar dit kan dus ook gebeuren: een kunstenaar met een enorme staat van dienst, waar ik nog nooit van gehoord had: Hans van Hoek. Hij doet iets wat eigenlijk niet kan, zou je denken: een waterval van klei maken. Maar het lukt hem bijzonder goed. Het resultaat heeft dezelfde kracht als de Chinese en Japanse miniatuurlandschappen waarin de kunstenaar de mystiek van de natuur weet te leggen – en dat kan alleen maar als hij die zelf ondergaan heeft, er mee samenviel. Ik moest denken aan Basho, de grootste van alle Japanse haikudichters die in 1688 zijn beroemde reis ‘naar het Hoge Noorden’ maakte. Hij schreef: “De stenige bodem was met fluwelig mos bedekt en had de kleur van de eeuwigheid gekregen…Terwijl ik op handen en voeten van rots naar rots kroop en bij elk heiligdom eerbiedig boog voelde ik hoe de zuivere de kracht van de omgeving mijn hele wezen doortrok.”
En dan. Ja! Foto’s van Mischa de Ridder. Soms hoor je wel dat deze fotograaf langs de rand van de kitsch scheert. Nu is kitsch vooral een kwestie van hoe streng je bent. Er zijn mensen (‘critici’) die niet overweg kunnen met het gevoel dat een zonsondergang teweegbrengt en het dan maar afdoen als kitsch. En in het oeuvre van De Ridder zitten wat zonnen, ook met mistslierten en alles erop en eraan. In Coda hangt een berkenbos van hem. Als dat te veel schoonheid voor je is, moet je zeker gaan kijken.
De vertaling van Basho is van Robert Hartzema en komt uit: Basho, De smalle weg naar het Hoge Noorden. Uitgeverij Karnak, 1979.
Kunstenaars waarover ik eerder schreef en die nu te zien zijn in Coda: Erik Odijk, Sjoerd Buisman.
geef een reactie