Walden wordt warmer
Een paar jaar geleden hoorde je er voor ’t eerst over. Koolmezen leggen steeds vroeger hun eieren. Maar de rupsen waarmee de jonge meesjes gevoed worden, komen nog eerder uit hun eitjes. Er ontstaat een ‘voedingsgat’. Vooral de tweede en latere leg hebben daar last van: de rupsen zijn dan al verpopt. Hoogleraar Marcel Visser onderzoekt hoe de natuur reageert op het opwarmen van het klimaat. Waarschijnlijk redt de koolmees het omdat het eerste broedsel heel weldoorvoede nakomelingen oplevert. Maar hoe snel kan een soort zich aanpassen aan de veranderende natuurlijke omgeving? Daar weten we nog maar heel weinig van.
Dat het warmer wordt is duidelijk -daar voor houden we al lang genoeg de temperatuur bij. Maar hoe reageert de natuur daarop? Dat vroeg de Amerikaanse bioloog Richard Primack zich af. Om daar als wetenschapper iets zinnigs over te zeggen heb je vooral heel veel gegevens nodig die je zonder met al te veel variabelen rekening te moeten houden, kunt vergelijken. Dan kun je er ‘statistisch significante’ conclusies uit trekken.
Primack had geluk. De Amerikaanse schrijver Henry David Thoreau verbleef van juli 1845 tot september 1847 in een ‘cabin’ bij Walden Pond, in Concord (vlakbij Boston). Hij schreef over zijn tijd daar het wereldberoemde boek Walden or life in the woods. Thoreau hield nauwkeurig bij wanneer welke bloem voor het eerst bloeide, wanneer de eerste vogels terugkwamen en wanneer het ijs op Walden Pond gesmolten was. Wat alleen een paar literatuurhistorici wisten, is dat Thoreau dat ook bleef doen, lang nadat hij niet meer in de bossen woonde. Elf jaar lang noteerde de schrijver alles wat hij elke dag waarnam op zijn vier uur durende wandelingen. Primack kwam daar min of meer per ongeluk achter en besloot in 2002 langdurig te onderzoeken hoe de natuur in Concord veranderd is sinds Thoreau. Dit jaar publiceerde hij zijn bevindingen.
Primack is botanicus en zijn hoofdstukken over planten zijn de beste. Concord beslaat zo’n 65 vierkante kilometer en Thoreau beschreef er 578 plantensoorten. Een kwart van dat aantal is verdwenen. Dat kan allerlei oorzaken hebben: hooilanden die niet meer gebruikt worden en in bos veranderen, de uitstralingswarmte van Boston, zure regen, overbegrazing door herten (die er in de tijd van Thoreau door bejaging niet voorkwamen), het verdwijnen van de bever en noem maar op. Ik kan de methodiek van Primack niet beoordelen, maar uiteindelijk komt hij tot een lijst van 43 algemeen voorkomende planten waarvan je de bloei kunt vergelijken tussen toen en nu. Daarvan kun je vaststellen dat voor elke halve graad Celsius dat de temperatuur stijgt, planten gemiddeld twee dagen eerder bloeien. En de gemiddelde jaartemperatuur is van 7.8 graden Celsius in 1850 naar 10 graden nu geklommen. Bij planten die in de zomer bloeien, en vooral op licht reageren, is geen verandering te bespeuren maar de voorjaarsbloeiers openen hun bloemen eerder. Hun knoppen reageren op warmte. Er zijn winnaars en verliezers. Planten die zich makkelijk kunnen aanpassen winnen terrein. Zij die dat niet kunnen verdwijnen, of worden zeldzaam. Het is niet zo dat hun plek zomaar wordt ingenomen door soorten die ‘verhuizen’ omdat het elders te warm voor ze wordt. Dat hoor je wel eens ‘alles moet weer even zijn plekje vinden en dan is het weer goed’. Nee, zo werkt het niet. De natuur wordt armer.
Primack constateert achteruitgang bij veel vogelsoorten, met name trekvogels. Hij vermoedt dat die grotendeels samenhangt met het niet meer synchroon lopen van hun aankomsttijd en een overdaad aan insecten. De bioloog kijkt ook nog naar bijen, vlinders, muggen, vissen, schildpadden, salamanders en zelfs marathonlopers om effecten van opwarming te meten. Voor de lezer is het dan al duidelijk: we beginnen nog maar net iets te begrijpen van hoe complex relaties in de natuur in elkaar zitten. Die zo grootschalig verstoren als de mens nu doet, leidt onvermijdelijk tot slachtoffers. Marcel Visser: “In de politiek is er een akkoord dat twee graden opwarming de komende eeuw acceptabel is. Toch is die begrenzing een slag in de lucht. Je weet immers niet of alle soorten in staat zijn dat tempo bij te houden.”
Tot zover de wetenschap. Iedereen die tuiniert weet dat een heleboel soorten het niet bij zullen houden. Zelf iets doen? Nou vooral niet doen: vlees eten en fossiele brandstof gebruiken. Minderen helpt ook al enorm. Thoreau:
In short, I am convinced, both by faith and experience,
that to maintain one’s self on this earth is not a hardship but a
pastime, if we will live simply and wisely.
Primack R.B., Walden Warming. Climate change comes to Thoreau’s woods. The University of Chicago Press, Chicago & Londen, 2014.
geef een reactie