'en blonde honing druppelde van de groene steeneik'
Bijen zijn in. En dat is maar goed ook, met een cocktail aan bedreigingen uit de landbouw (bestrijdingsmiddelen, monocultures), virussen, mijten en vuilbroed kunnen de geplaagde diertjes alle hulp gebruiken. (zie hsftw #60). Vorige maand kreeg ook prinses Beatrix een bijenvolk cadeau voor het park op Drakensteyn. De koning kreeg al eerder kasten voor op De Horsten en bij Paleis Noordeinde. Zou Beatrix ze toespreken? (Zo van ‘dag bijtjes, tot voor zeer kort was ik Queen B.’).
De Zwitserse schrijver Ralph Dutli schreef een kleine cultuurgeschiedenis van de bij. Opvallend: geen woord over Winnie-the-Pooh en zijn ‘hunny’. Daar zou je in het Engelse en Nederlandse taalgebied zo’n beetje mee beginnen. Maar Dutli kiest voor de duitstalige Wilhelm Busch. Misschien vindt Dutli Pooh te kinderachtig? Er klinkt regelmatig een afkeer van populaire cultuur door in het boek dat sowieso iets oubolligs heeft. (“Voor gepensioneerden die zich met de natuur verbonden voelen, is de imkerij nog steeds een voldoening schenkende hobby.”) Wie zich daar niet aan stoort kan fijn lezen over met name de bij in de klassieke cultuur. Je merkt gewoon dat de schrijver plezier gehad heeft in het zich grondig inlezen. Dat maakt het boek op zich al de moeite waard -als een rode draad laat Dutli een paar keer terugkomen hoe vanaf de oudheid tot na de middeleeuwen het hoofd van de bijenstaat gezien werd als koning. Hesiodes schept zelfs een beeld van de darren als luie volgevreten vrouwtjes. Die dwaling kon ontstaan omdat de voortplanting van de bij zich aan het oog ontrekt: per bijenvolk is er één vruchtbaar wijfje. Zij verlaat de korf voor haar bruidsvlucht, die een week duurt en waarin zij hoog in de lucht door zes tot tien darren bevrucht wordt – genoeg om later meer dan een half miljoen eitjes te leggen. Pas Jan Swammerdam (1637-1680) ontdekte onder de miscroscoop dat zijn vermeende bijenkoning eierstokken en een eileider had.
Dutli vertelt een spannend verhaal over de goudschat die in 1653 in Doornik werd ontdekt. Het bleek om een Merovingische grafkamer te gaan waarin men ondermeer een ring van Childerik I (ca.436-482) vond. En 300 bijen, van goud, fijn geciseleerd en ingelegd met rode stenen. Ooit sierden ze de koningsmantel. De schat werd later bezit van de Habsburgse keizers die hem weer aan Lodewijk XIV schonken. Op den duur verdwenen steeds meer bijen. In 1831 werd zelfs alle goud gestolen. Slechts twee bijen zijn teruggevonden. Ondertussen hadden de bijen ook nog de inspiratie geleverd voor versierselen op de kroningsmantel van Napoleon in 1804. Kijk, dat is een verhaal. Maar! Waar zijn die twee bijen nu? (Daarvoor moet je zelf aan de google; ze bevinden zich sinds 1872 in het penningenkabinet van de Bibliothèque Nationale in Parijs).
Jammer dat Dutli de popcultuur laat liggen. Kijk maar naar deze Queen Bey. En ja, de bijenkoningin kan steken. Ze heeft zelfs een angel zonder weerhaken waardoor deze meerdere keren gebruikt zou kunnen worden.
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=-56cCjbZF04?rel=0]
Dutli R., Het Lied van de Honing. Een cultuurgeschiedenis van de bij. Cossee, Amsterdam 2014.
De titel van deze post is ontleend aan de Metamorfosen van Ovidius (43 v.Chr.-18. Chr.)
geef een reactie