www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Feit en verhaal

15 april 2014 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

“Men moet van zijn tijd zijn” (Il faut être de son temps), zei de Franse dichter Charles Baudelaire (1821-1867). Hij bedoelde dat vooral als advies aan kunstenaars: waarom zou je in hemelsnaam Griekse goden en Romeinse veldheren afbeelden in de negentiende eeuw? Of klassieke landschappen schilderen, terwijl de eigen tijd stations en nieuwe woonwijken bracht. Terugkijkend lijkt het alsof Baudelaire een fundament gelegd heeft voor het modernisme van de twintigste eeuw waarin het voortdurend draaide om vooral niet van ‘de oude tijd’ te zijn. Je zou er moe van worden, dat maar voortdurend bij zijn. Zeker ook omdat snelheid een steeds grotere factor werd. De overgang van koets en trekschuit naar stoomtrein was een revolutie die Baudelaire meemaakte. Gewend als wij zijn aan het razendsnel verspreiden van nieuwe technieken (denk aan mobiele telefonie) vinden we die negentiende eeuw maar langzaam.
steam punksAfgelopen zondag ontmoette ik een groep mensen, die op zijn minst in deeltijd, buiten de eenentwintigste-eeuwse werkelijkheid leeft. Op de buitenplaats Elswout waren steampunks aanwezig bij de onthulling van het digitale info-paneel. Steampunks heb je in soorten en maten maar meestal hebben ze een romantische hang naar de vroeg-industriële tijd gemeen. De orgineelste punks copiëren niet zomaar de mode uit bijvoorbeeld 1830 maar nemen die hooguit als uitgangspunt. De fantasie krijgt de vrije loop. Enige voorwaarde is dat het qua sfeer negentiende-eeuws blijft, anders val je in een andere subgroep (bijvoorbeeld de cyberpunks). Niet al te functioneel maar prachtig handwerk naast de state of the art lenzen van fotografen, symbolischer kan het niet voor een buitenplaats in de eenentwintigste eeuw. Feit en fictie lopen er doorelkaar. Dat is de rijkdom van de plek.
kap koetshuisMaar soms heb je wel gewoon harde feiten nodig. Bijvoorbeeld als je wil weten wanneer nou iets gebouwd is. In dit blog heb ik de discussie gevolgd tussen Inger Groenveld en S.A.C. Dudok van Heel. De eerste toonde wat mij betreft overtuigend aan dat toen Elswout in 1654 van de hand ging er al sprake was van een groot hoofdhuis. De tweede kon dat niet gebruiken omdat hij de nieuwe eigenaar, Marcelis, dacht afgebeeld te zien op een schilderij. Op de achtergrond van dat schilderij, dat Dudok van Heel dateert op 1655, zien we een klein huis dat wel wat weg heeft van een van de twee koetshuizen die nog steeds op Elswout staan. Maar als het hoofhuis toen al af was zou je dat natuurlijk afbeelden, en niet een ‘bedrijfsgebouw’.
De discussie kreeg een vervolg: er is recent onderzoek gedaan naar het hout dat in de kappen van de koetshuizen is gebruikt. Er zijn monsters uit het hout geboord en aan de Universiteit van Berlijn geanalyseerd. Wat blijkt: de jongste kap van bomen waarvan het hout is gebruikt dateert uit 1654-55. Tel daar de gewoonlijke 2 à 3 jaar bij op die er tussen kap en toepassing zitten en je komt uit op circa 1657 als bouwjaar voor de koetshuizen. Dus toen het portret geschilderd is, waren er nog helemaal geen koetshuizen!
En dan te bedenken dat er nog zoveel verhalen over Elswout liggen. Vaak is er geen geld of tijd om die goed te onderzoeken. Feit en verhaal lopen nog wel even doorelkaar.
venster koetshuis elswout

 

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog