Overpeinzing bij een portret van Descartes
Dierenliefhebbers en natuurbeschermers houden niet van Descartes. Deze Franse filosoof (1596-1650) zei namelijk dat dieren, omdat ze geen ziel of geest hebben, geen pijn voelen. Dierlijk gejammer en gekerm zijn geen echte uitingen van leed maar slechts automatismen. Alleen de mens beschikt over een geest en die is onstoffelijk en eeuwig, in tegenstelling tot het stoffelijke en tijdelijke lichaam. Wat Descartes hier doet is het creëren van tegenstellingen: lichaam tegenover geest, mens tegenover dier.
Descartes bouwde zijn redeneringen op vanuit twijfel. Ik kan aan alles twijfelen, behalve aan het feit dat ik twijfel. Twijfel is een eigenschap of activiteit van een denkend wezen waaruit volgt: ik denk dus ik besta. Deze waarheid is alleen te ontdekken met de geest, dus lichaam en geest moeten gescheiden zijn én de geest of het denken is superieur.
Uiteindelijk leidde het redeneren vanuit deze basis tot het idee van de mens die met zijn zuivere verstand de natuur beziet en haar vanaf een afstandje als een uurwerk ontleedt.
In Museum Kranenburgh in Bergen hangt nu een licht verontrustend portret van Descartes, gemaakt door Jan Weenix (1621-1663). Descartes was vrijwel zeker betrokken bij het ontwerp van het formele park van Het Oude Hof, de buitenplaats die tegenover het museum ligt.
De Franse filosoof ziet eruit alsof hij iets afschuwelijks heeft meegemaakt, alsof hij een geest gezien heeft. En eigenlijk is dat ook zo. In het opengeslagen boek lezen we de tekst ‘Mundus est Fabula’: de wereld is een verzinsel. En al die ‘bedachte zekerheden over twijfel’ dan? Nou vóórdat Descartes daarop uitkwam vroeg hij zich af, kan ik wel weten of ik droom of waak? Wat als alles, het hele aardse bestaan, een illusie is, geschapen door een kwade geest (genus malignum). Descartes raakt hier aan het absolute fundament van het denken en misschien heeft hij gezien dat het op los zand gebouwd is. Heeft Descartes achter het denken gekeken? Heeft hij dat als een afgrond zonder bestaanszekerheden ervaren? Om hieruit te geraken heeft hij een volmaakte God nodig, die zou immers niet als een kwade geest de mens illusies voorhouden (dan zou Hij niet volmaakt zijn). God garandeert dus de betrouwbare kenbaarheid. Maar wie garandeert God? Descartes’ bewijzen voor Zijn bestaan zijn niet meer overtuigend. Wat overblijft is twijfel, ook aan het denken.
Het is voor ons eenentwintigste-eeuwers, die weleens over Oosterse filosofie of kwantumfysica hebben gelezen, makkelijk om wat te schamperen over Descartes. Maar durf jij, te gaan tot waar het denken je voert. En dan!
In Museum Kranenburgh is nu een grote tentoonstelling over buitenplaatsen te zien. Dat is wat vreemd kort op het buitenplaatsenthemajaar (2012). Het museum heeft geweldige bruiklenen geregeld, echte classics: de kaart van Floris van Berckenrode (1644) die de ideale inrichting van de Beemster toont (met 52 buitenplaatsen), een tekening van Cornelis Troost (Het planten van een boom op een buitenplaats), afbeeldingen van koetsen en trekschuiten en veel vermaak op de buitenplaats: wandelen, vissen, bootje varen, jagen, theedrinken, musiceren, toneelspelen, planten kweken en botaniseren. Niet missen: de series van Hermanus Numan (1744-1820) die het zoete buitenleven op Velserbeek vastlegde.
geef een reactie