De herontdekking van de wereld
Het ruikt er nog naar nieuw hout, en in het souterrain wordt nog gerommeld, maar de verbouwing is zo goed als klaar en Huis Marseille, museum voor fotografie, bestaat nu uit twee grachtenpanden in plaats van een. De openingstentoonstelling, De Herontdekking van de Wereld, krijgt bijzonder goede kritieken. En terecht.
Een foto van Juul Kraijer schopte het tot tentoonstellingsposter, je ziet ‘m overal. Dat wordt zo’n beroemd beeld dat je kent, ook als je niet weet van wie het is. Kraijer maakt verder heel mooi werk, ik zag een ragfijn takje dat zij fotografeerde met een tere schaduw, een zilveren schaal vol slakkenhuizen, zo mooi. Maar waarom werkt dat ene beeld met die slang nou zo sterk? Omdat een slang eng is en het model unverfrohren het beeld uitkijkt? Zeker, maar er is meer. Wat mij opviel bij haar slangen (er zijn er meer op de tentoonstelling) is dat de dieren gelijkwaardig aan het model zijn. En dat zie je haast nooit. Uiteraard, Kraaijer heeft de boel moeten regisseren in haar studio, maar het resultaat is niet overdreven geënsceneerd, het model doet niets met de slang. Het dier is geen attribuut. Symbolische betekenis toekennen aan de slang is dan ook overbodig.
De tentoonstellingsmaker schreef dat het werk van Kraijer zich buiten tijd, ruimte en materiële realiteit lijkt te bevinden. Dat laatste snap ik niet. Kraijer lijkt eerder bezeten van het daadwerkelijke en materiële. Je kunt de schubben van de slang tellen, net als de donshaartjes onder de lip van het model. Kraijers foto’s hebben ook niets van doen met surrealisme, zoals wel vaak wordt opgemerkt. Slang en mens zijn al bijzonder genoeg, daar zit de herontdeking in zou ik zeggen. Ja, en dat het geheel doet denken aan renaissance portretten, dat is voer voor kunsthistorici.
De mooiste ruimte in Huis Marseille is de Lodewijk XIV zaal. En die is rood zoals rood hoort te zijn (niet van dat laffe rood waar een aantal jaren terug iedereen wel een wandje mee durfde te doen). Hier hangt het beste werk van de tentoonstelling. Het is van Awoiska van der Molen. Haar foto’s zijn nauwelijks te reproduceren, de goedkope copie verliest alle diepte en details van het orgineel dat zij zelf afdrukt op barietpapier. Er zijn veel nachtopnames (gemaakt met een sluitertijd van een kwartier) van landschappen: zilveren bladeren twinkelen in het maanlicht en omkransen een zwarte diepte waarin je oog steeds verder kan doordringen. Van der Molen maakt de kijker deelgenoot van een mysterie. Daar moet je eigenlijk niet veel meer over zeggen, hooguit, met Lew Welch: Guard the mysteries, constantly reveal them.
En dan, daar in de rode zaal, gaat de blik omhoog en zie je op het plafond een musicerende engelenschaar en een godin die haar hoorn des overvloeds uitstort over ons. Dat zal Van der Molen toch ook gezien hebben?
geef een reactie
“Ik ben dol op Bergen. Maar gaarne van een beetje afstand.” (Thé Lau) | BuitenPlaatsen
[…] de komst van de atoomreactor, sprak hij wel van een verloren paradijs. Verderop hangt een foto van Awoiska van der Molen, mijn hemel wat is zij goed. Ik neem maar aan dat haar zwartwitte boomkruinen hier permanent […]
Nelly Zuidam
Mooi
________________________________