'Ik moet de eenvoudigste roos als een koninkrijk kunnen zien.'
Zo, dit is meteen het dikste boek in mijn kast: Jan Mankes, een kunstenaarsleven in brieven 1910-1920. Van deze kunstenaar wist ik niet veel meer dan dat hij een groot deel van zijn leven in De Knijpe bij Heerenveen woonde. Ik leerde zijn kunst kennen via Thom Mercuur, initiatiefnemer van Museum Belvédère dat werk van Mankes bezit en regelmatig bruiklenen van anderen regelt voor exposities. Het is altijd zó raak en toch meer dan alleen realistisch. Elk werk heeft een zekere melancholie die nergens wee wordt.
Maar nu zijn er dus zijn brieven. Enkele honderden zijn gericht aan Alolysius Pauwels. Deze Haagse sigarenhandelaar en vriend van Mankes voorzag de kunstenaar, daar in het verre Friesland, en later in Eerbeek, van alles wat hij nodig had. Niet alleen papier en doek enzo maar ook heel veel levende have: muizen, ratten, kikkers, kraaien, kippen, ganzen, eenden en een rode lijst aan roofvogels. Daarnaast kwamen er ook nog tal van bollen en planten aan in Friesland. In bijna elke brief bericht Mankes hoe het gaat met de menagerie. Meestal vult hij dit aan met waarnemingen in de vrije natuur van Oranjewoud waar hij heel vaak naar toe wandelde. (“…ik weet in ’t woud een nest jonge zanglijsters die gemakkelijk op te kweeken zijn, maar ik kan er toch niet toe komen, er een uit te nemen.”). Mankes was een echt buitenmens en hij kende zijn planten en dieren. Wanneer zijn schoonzuster met haar verloofde ‘biologische Prof van Kampen’ hem komen bezoeken in Eerbeek, waar ook de beroemde biologen Weber en Molengraaff woonden, foetert Mankes: “Je moet alleen niet denken dat deze dierkundigen ’t gezang van een roodborstje kennen…”. En over Weber: “Een buitenman is het echter niet , daar hij beest nog plant kent.”
Bezorger van de brieven, Jan de Lange, was niets te dol om onduidelijkheden weg te nemen. Van elke dagtekening lijkt het nieuws en het weer gecontroleerd om te kunnen snappen waar Mankes het over heeft. En als jezelf ook niet al je soorten kent, geen nood, De Lange heeft het allemaal voor je uitgezocht. (Wie weet dat een Wyandottekip ingezet kan worden om eieren van andere vogels uit te broeden?).
De waardevolste brieven zijn die waarin ons een inkijk gegund wordt in het geestelijk leven van Mankes. De schilder is, net als Mondriaan overigens, op zoek naar wat zich onttrekt aan het ‘menselijk gewemel’ (Mondriaan). Mankes schrijft: “God geve dat ik nooit aan dat kleinzielige menschen gepruts zal meedoen, dat geknoei en dat gegoochel met waarheid, terwijl hun gekonkel daarmee eén leugen is, terwijl ze in geniepige leugentjes hun God neertrekken tot hun armoedige kleingeestige bestaan.” Bij Mankes gaat het om de geest die achter de materiële, zichtbare werkelijkheid schuilt. Die moet ook in een figuratief werk getroffen worden. Zou dat de zo moeilijk te benoemen kwaliteit van het werk van Mankes zijn? Bij alle schildershelden van Mankes zie je dat ook, bij Dürer, Vermeer, de Vlaamse en Italiaanse ‘primitieven’. Mankes zegt: “…het meest ‘kunst’ geeft diegene die de meeste drang bezat om te geven, en de hoogste kunst zal diegene geven, die zich het hoogst kon verheffen.”Jan Mankes, een kunstenaarsleven in brieven, 1910-1920. Ik probeerde mooie dingen te maken in allen eenvoud. Bezorgd door Jan de Lange. Waanders en RKD, 2013.
geef een reactie
Janske
ja, prachtig, die stukken van Mankes…
Janske
ja, prachtig, die stukken van Mankes…