Een glimp van de middeleeuwen
Vorige week zei ik het al: er waren mij bosanemonen beloofd. En ze waren er! Ik zag ze tijdens een studiebezoek aan De Geelders, een bijzonder interessant bosgebied in Het Groene Woud, ten oosten van Boxtel.
De laatste keer dat ik er was, is zo’n tien jaar geleden en in eerste instantie leek er niet veel veranderd. De Geelders is voor een groot deel een rabattenbos. Dat wil zeggen dat er kaarsrechte greppels gegraven zijn waarbij van de vrijkomende grond dammetjes (de rabatten) opgeworpen zijn. Die dammetjes werden dan ingeplant, hier vooral met eik. Op deze manier kun je toch bosbouw bedrijven in een hele natte omgeving. Vanaf de negentiende eeuw tot in de jaren dertig van de vorige eeuw zijn talloze productiebossen zo aangelegd. Ze zijn dan ook niet zeldzaam. Meestal is hun vorm wel wat sleets: als de vraag naar hout afnam, of er goedkoper aan voldaan kon worden door import, bleven de bossen onbeheerd. Greppels verlanden, omvallende bomen scheuren de walletjes aan flarden. Grappig hoe het er dan in geen tijd uitziet als een zwaar bemost sprookjesbos, zoals je goed kunt waarnemen bij onze buren in De Geelders waar de Marggraff Stichting een beheer voert van ‘Niet-Beheer’.
Dwars door het gebied lopen een aantal monumentale dreven die ooit gebruikt werden om het hout af te voeren. En daar kon je ze wel spotten: enorme runderen met een dikke, meestal zwarte vacht. Dat waren de Galloways die ingezet werden om delen van het bos open te houden met hun gegraas. ‘Men’, dat zijn de beleidsmakers uit 2003, had namelijk bedacht dat het een goed idee zou zijn om van De Geelders een veel natuurlijker (zeg maar ‘oer’) bos te maken. Eigenlijk zoals het woud van Bialowieza in Polen dat voor veel natuurbeschermers gold (en geldt) als hét voorbeeld van een oorspronkelijk bos waar de mens zich maar mondjesmaat mee bemoeid heeft. Bij zo’n intact geheel horen dus ook grote grazers (en trouwens ook hun natuurlijke vijanden, maar dat maakt het verhaal wel erg complex). Maar goed, er kwamen dus Galloways in de Geelders.
Het gebeurde met de beste bedoelingen. Immers, het op en top onderhouden van de al sinds de jaren zestig in onbruik geraakte rabatten was geen optie. Dat zou volkomen onbetaalbaar zijn. Maar toen! Staatsbosbeheerder Jac Hendriks vertelt me dat ‘men’, dat zijn de beleidmakers van nu, ontdekte dat er in De Geelders nog heel wat erfgoed uit de middeleeuwen aanwezig is, vooral in de vorm van wallen. Die werden tussen de dertiende en vijftiende eeuw om nieuw ontgonnen terreinen aangelegd. Zo’n terrein noem je een kamp en afhankelijk van de functie die het kreeg kon er sprake zijn van bijvoorbeeld een koekamp of boskamp. De wal functioneerde als gebiedsafbakening, zoals tussen particuliere en gemeenschappelijke gronden of werkte als veekering. Op de wallen werden bomen en struiken aangeplant, waarvan de verre nazaten nu nog terug te vinden zijn.
Voortschrijdend inzicht, op basis van nieuwe kennis van het terrein, leidde er toe dat de Galloways uit De Geelders gehaald zijn. Deze grote grazers zouden de wallen immers makkelijk kunnen beschadigen. De rasters die in de grond zijn aangebracht en die moesten voorkomen dat de beesten zich buiten het gebied zouden begeven, herinneren aan het korte verblijf van de Galloways in De Geelders. Ze zijn nu al cultuurhistorische relicten en zeggen ons: blijf je verdiepen in het landschap!
geef een reactie