Indianen in De Nieuwe Kerk
Nooit eerder is er, zo vermoed ik, in Nederland in één jaar tijd zoveel aandacht geweest voor de Indianen van Noord Amerika. Na Museum Volkenkunde in Leiden is het nu de beurt aan De Nieuwe Kerk in Amsterdam. Daar is de tentoonstelling Indianen, Kunst & Cultuur Tussen Mythe & Realiteit te zien.
Er zijn zo’n tweehonderd voorwerpen geëxposeerd wat voor een tentoonstelling in de kerk bescheiden is. Maar voor wie voor het eerst kennismaakt met de kunst en het kunstambacht van de Indianen is dat aantal zeker voldoende.
Om uit de culturele verscheidenheid van de Native Americans of First People wijs te worden, is de tentoonstelling ingedeeld in 7 ‘gebieden’: Grote Meren (met borduurkunst met stekelvarkenstekels), de Great Plains (historieschilderingen), het Zuidwesten met Pueblo keramiek en Navajo weefkunst, Californië met vlechtwerk, de Noordwestkust (houtsnijwerk) en tenslotte de Inuit (‘eskimo’s’) met beeldhouwwerk in steen.
Daarnaast is er ook nog veel aandacht voor de beeldvorming over Indianen: de Indiaan als wijze man, dappere krijger, schurk of sukkel.
Veel van de voorwerpen zijn zelden buiten de V.S. te zien. De manden van Elizabeth Hickox (1872-1947) kende ik alleen uit de catalogi van internationale veilinghuizen waar ze voor vele tienduizenden euro’s verhandeld worden. Het is heel bijzonder er in De Nieuwe Kerk verschillende in het echt te zien. Ze zijn ongelofelijk verfijnd en gemaakt van bijvoorbeeld conifeerwortel, verschillende soorten varens en stekelvarkenstekels.
Op de hele tentoonstelling heb ik voortdurend op bordjes gekeken om te achterhalen welke materialen gebruikt zijn. Ik zag berken- en elzenbast, bizon- en hertenhuiden, veren, schelpen, wilg, katoenkoord, verf uit walnotenschil, klei, walrusivoor…
Impliciet maakt die opsomming duidelijk hoe sterk de mens verbonden was met de natuur. Ook de beeldtaal is praktisch geheel aan de natuur ontleend: bizons, bloemen, orca’s, beren, otters, vogels…en allerlei mythische wezens zoals de Dondervogel of Raaf.
Wat ik miste was het grote overkoepelende verhaal. Hoe voor Indianen de hele hen omringende natuur bezield is, dat natuurverschijnselen gestuurd worden door bijvoorbeeld mythische dieren en dat je je kunt verstaan met die natuur in bijvoorbeeld rituele handelingen of feesten. Kortom dat mens, natuur en geestelijke wereld een geheel vormen.
Of vormden, want wat de tentoonstelling heel helder maakt is hoe door westerse kolonisatie het overgrote deel van de Indianenculturen om zeep geholpen is. Eén voorwerp maakt dat al direct bij binnenkomst op schrijnende wijze duidelijk: de zogenoemde Schaghenbrief uit het Nationaal Archief. De brief is in 1626 in Amsterdam geschreven door Pieter Schaghen, vertegenwoordiger van de Staten Generaal in de West Indische Compagnie, en gericht aan de regering in Den Haag. Hij doet erin verslag van hoe het de Hollanders vergaat in Nieuw Amsterdam. Legendarisch is de zin “ eylant Manhattes van de wilde gekocht voor de waerde van 60 guld”. Dat berustte op een misverstand: Indianen kenden geen grondbezit en verkoop ervan was dan ook onmogelijk. Ze verleenden in hun ogen slechts toestemming om er te wonen.
De tentoonstelling maakt vaker duidelijk hoe de geschiedenis schuurt. In de inleidende docu hoor je een Indiaan tegen zijn familie zeggen “er is niets zo triest als Indianen die naar Indianen op tv kijken”. Voortdurend is er het besef dat je niet meer terugkunt naar de tijd voordat de eerste ploegscharen de grond van de prairie openreten, voordat de bizons praktisch uitgeroeid waren, voordat je weggestopt werd in reservaten.
De volhardendheid van de huidige generatie om door te geven wat er bewaard is aan verhalen, technieken en bovenal spirituele waarden heeft gelukkig ook een plek op de tentoonstelling.
Al jaren hangt boven mijn werktafel een fragment uit een Navajo ochtendgebed:
With beauty before me, I walk
With beauty behind me, I walk
With beauty above me, I walk
With beauty below me, I walk
geef een reactie