Kijken met de ogen van het hart
…in rozen en lelies en andere fraaie en geurige bloemen; in allervoortreffelijkste kruiden, in intens groene planten die uit de aarde voortkomen, in de ondoordringbaarheden der wouden, de rankheid der bomen, in de lieflijkheid der akkers, in de hoogte der bergen, in de mooie ligging der velden, in bronnen, meren, beken en rivieren, en in de grote armen van de Oceaan.
In het beschouwen van deze voorbeelden van aardse schoonheid, hier in een vertaling van Boudewijn Bakker, ontvouwt zich een weg naar God, zo zegt Dionysius de Kartuizer (1402-1471). De teksten van deze filosoof vormen een uitstekende begeleiding bij het werk van de schilders uit diezelfde periode. Het is het moment waarop de zichtbare wereld, en daarmee de natuur tot in haar kleinste details, een belangrijke plek krijgt in de schilderkunst. Maar de natuur is in die tijd nooit louter materie, nee zij draagt symbolische betekenissen, leert morele lessen, en zelfs de vreugde over haar schoonheid zet aan tot mystieke inzichten.
Museum Boijmans van Beuningen toont nu in de tentoonstelling De weg naar Van Eyck (naast veel meer) hoe eind veertiende en begin vijftiende eeuw de natuur haar intrede doet in de schilderkunst en onovertroffen wordt vastgelegd door Jan van Eyck.
De grote lijn is duidelijk: op een werk uit 1380 is de natuur niet meer dan een zeer schematisch voorgrondje waarop nauwelijks meer dan een lelietje-van-dalen te herkennen is. Slechts enkele decennia later kun je met Heukels Flora van Nederland en een vogelgids in de hand, de afzonderlijke soorten in de geschilderde natuur determineren.
Het wat mij betreft mooiste werk dat de natuurgetrouwheid van Van Eyck aankondigt is een anoniem paneel met Maria in de paradijstuin uit ca.1410-1420. Ik zie talloze vinkensoorten, een hop en een ijsvogel. Er zit zelfs een libelle bij de waterbak. Ik zou bijna een speurtocht voor kinderen willen uitzetten, op andere schilderijen vind ik namelijk ook nog net echte vliegen of geweldig viezige kikkers.
En toch, er is niemand die de natuur zo mooi schilderde als Jan van Eyck. (Of mogelijk Jan en zijn broer Hubert samen, maar daar is historisch weinig over te zeggen). Neem de voorgrond van zijn Drie Maria’s aan het graf (ca.1430-1435), in de donkerte van het groen onderscheid ik steeds meer soorten. Maar er zijn ook nog bossen, en zelfs besneeuwde bergtoppen in de achterste verte. Hier stap je een wereld binnen.
Nou hoef je voor dit werk niet per se nu naar Boijmans, het komt namelijk uit de eigen collectie. Maar wie toch gaat, en het is een echte aanrader, steunt wel het museum. Directeur Sjarel Ex becijferde dat hij 131.000 bezoekers nodig heeft om uit de kosten te komen. Ik zou alleen al voor Van Eycks Annunciatie (verkondiging aan Maria) uit de National Gallery in Washington gaan. En daar staat niet eens een landschap op!
Eén minpuntje: ook hier schettert het geluid van het introductiefilmpje weer over de halve tentoonstelling. Over de andere helft hoor je veel te hard het geluid van een verder geweldige docu over de restauratie van de Drie Maria’s aan het graf. Dat past niet. In de aanwezigheid van heiligheid hoort het stil te zijn.
geef een reactie
Jo'anne van Ooijen
De dodo-dino (leuk) is een verslagen draakje, dat ligt aan de voeten van een figuur in een harnas, waarschijnlijk de heilige Joris. (Even door-denkend staat het misschien ook symbool voior de verslagen slang uit het paradijs). Met vriendelijke groet, Jo’anne van Ooijen
Harry Boeschoten
Ha Marcel. mooi gezegd (al weer). Maar wat doet die dodo dino op de voorgrond?
groet
Harry