Eerlijk kijken
“Veel werk straalt een opmerkelijke rust en verstilling uit. Ten dele komt dit door de keuze voor het onderwerp. Naast veel natuurbeelden zijn dit vaak plekken die nog niet door de moderne tijd zijn aangeraakt: kleine, afgelegen dorpsgemeenschappen, het leven op het platteland. Nabijheid, authenticiteit en menselijkheid zijn waarden die spreken uit dergelijk werk…”
Als mij dát beloofd wordt, dan ga ik kijken. De tekst is van de organisatie van Unseen, de internationale fotobeurs die afgelopen weekend plaatsvond in Amsterdam. In de gashouder op het terrein van de Westergasfabriek presenteerden vele tientallen galeries hun beste werken. En het klopt wat de tekst toezegt: de natuur is alom tegenwoordig. Het lijkt überhaupt wel alsof de natuur helemaal terug is in de kunsten. (First come the artists, then come the gays then come the girls, then comes the public at large, wakker worden Den Haag!)
Neem het werk van de Deen Adam Jeppesen. Hij reisde over het Amerikaanse continent van de Noord- naar de Zuidpool. De route die hij nam ging veelal door natuurgebieden en een groot deel van de 487 dagen die hij reisde, bracht hij alleen door. Hij presenteert zijn beelden op een heel eigen manier: ze zijn opgebouwd uit vele afzonderlijke foto’s die met metalen spelden vastgeprikt zijn. De glinstering daarvan doet mee in de compositie. Soms suggereren ze een met sterren bezaaide nacht, op andere werk lijken het opspattende druppels van een golf die op de rotsen breekt.
Tijdens Jeppesens reis was er zand in de doos met neagtieven gekomen. Een ramp voor een fotograaf, maar voor Jeppesen hoort dit bij de ervaring, het maakt deel uit van de reis. Hij drukte de negatieven dan ook af, met ‘beschadigingen’. Het verleent het werk authenticiteit.
Dat is hét woord op Unseen, authenticiteit. Maar in de zoektocht ernaar gaat het ook wel eens mis. De Amerikaan Matthew Brandt gebruikt het water van de meren en reservoirs die hij fotografeert om de afdrukken een wassing te geven. Dat wordt al snel een trucje.
Veel subtieler gaat de Japanner Masao Yamamoto om met zijn foto’s. Die zijn meestal van klein formaat, ze passen in je handpalm. Yamamoto probeert, net als de haikudichter, de vluchtigheid van het moment te vangen; een vallend blad, een streep zonlicht… Zijn foto’s draagt hij soms dagenlang bij zich, hij neemt ze in zijn jaszak mee op wandelingen in het bos en ze krijgen daardoor een zeker patina en een zachtheid die past bij zijn onderwerpen.
Geheel andere natuur zien we in het werk van Diana Scherer. Hier worden planten full frontal geportretteerd. Scherer heeft haar planten zelf opgekweekt uit zaadjes. De potten en vazen waarin dat gebeurde worden als de plant in bloei is weggehaald waardoor het wortelstelsel zichtbaar wordt. Dat zou ook snel een kunstje kunnen worden. Maar Scherer houdt de aandacht vast. Misschien wel omdat ze de meest alledaagse planten kiest die je je kunt voorstellen, paardenbloem en duizendblad enzo. Juist daardoor blijft de verwondering vers.
Iets uitzonderlijks gebeurde in Galerie Juliètte Jongma. Ik wist, dit is hét werk. Hier kwam ik voor. Maar, geen bordjes aan de muur, geen begeleidende teksten…Het bleek een foto van Misha de Ridder te zijn. Deze fotograaf was me op Noorderlicht ook al opgevallen, daar met werk gemaakt in de duinen in Kennemerland. Nu toonde de galerie werk ‘gewoon’ uit Flevoland.
In een intellectuele verhandeling over eerder werk van De Ridder gebruikte Erik de Jong twee keer het woord ‘onbevattelijk’. Daar kan ik inkomen. Maar het is de onbevattelijkheid van het gehele beeld, gekóppeld aan het intens vertrouwde van delen van het beeld dat de foto zo buitengewoon maakt.
geef een reactie
Marloes Mennen
Fijn dat je me weer even bij de hand neemt in de kunst en de natuur. En dat zomaar tussen de werk mailtjes (over bonbons) en telefoontjes door! Een oprechte ooooohh voor de paardenbloem. Mooi!!!