“…for Mr Badger he’s a kind-hearted gentleman, …”
Meestal ben ik er niet zo voor om wilde dieren namen te geven. In documentaires kan dat ronduit raar uitpakken. De natuur wordt dan een soort Eftelingdiorama.
Maar er is een dier waarbij het wel heel verleidelijk is om er een naam aan te geven en er meteen allerlei menselijke eigenschappen aan toe te dichten: de das. Gister heb ik er voor het eerst een gezien. Al bij het inlezen over het dier bekroop me steeds meer het gevoel dat het echt leeft zoals Kenneth Grahame dat schetste in zijn jeugdklassieker The Wind in the Willows (uit 1908).
Een dassenhuwelijk (tja, daar ga je al…) is voor het leven en hun behuizing, de burcht, gaat soms generaties mee. De das wordt in een burcht geboren maar zijn dood is nog met enige raadsels omgeven. Er wordt wel verteld dat hij ook in zijn burcht sterft, in een speciaal daartoe gegraven sterfkamer. Het feit dat je praktisch nooit een das vindt die een natuurlijke dood gestorven is, zou hiervoor het ‘bewijs’ vormen.
Dassen stofferen hun burcht (en zeker de kraamkamer) met bijvoorbeeld grassen, varens en bladeren. En de das doet iets wat je niet in het dierenrijk verwacht: hij lucht zijn bed. Voor een van de entrees (‘pijp’) van de burcht liggen dan toeven zacht materiaal. Dan is het wel heel makkelijk de das als huiselijk te zien. En stel ik het me voor dat het in de burcht behaaglijk en gezellig is.
Wie vorig jaar naar Volg de Vos keek, weet dat het bij dat dier heel anders toegaat. Zijn huis is een grote stinkende bende met aas en maden. Niets daarvan bij de das, die trouwens nooit binnen eet.
Maar goed, mijn eerste dassenervaring dus. Ik was in Drenthe op pad met expert Hans Vink en Staatsbosbeheervrijwilliger Lex Duif, ook expert. Van te voren werd mij verteld dat er geen garanties zijn voor het spotten van een das; “Ik heb ze niet aan een touwtje”. Dus is het een kwestie van je verdekt en tegen de wind in opstellen en wachten.
Achteraf bleek dat ik gister een uur en drie kwartier gewacht heb. Maar dat ervaar je heel anders. Vanaf het moment dat je zit, gaat de natuurtijd in. Die kent geen uren en minuten. Het is als bij meditatie. Als dat een ‘wachten op wat komt’ wordt, dan ben je eigenlijk al met iets anders bezig.
Net voor de schemering te diep zou worden, was hij er ineens: mijn eerste das. En wat een exemplaar! (Ook de experts vonden het een joekel). Hans en Lex hebben dan duizenden keren dassen gezien maar ook zij stonden weer te glimmen.
En ik moest lachen, de das heeft hele grappige gedragingen. Hij was een pijp aan het ontdoen van naarbinnen geregend zand. Dat doet hij achterwaarts en een beetje schommelend en dan schudt hij zich uit om het zand uit zijn vacht te krijgen. Dat is gewoon heel leuk en ook vertederend om te zien.
Het is een fabel dat de das lammetjes, kippen of andere landbouwdieren rooft. Wel kunnen ze schade aanrichten aan akkers. De das is daardoor niet altijd geliefd bij boeren. (Die overigens wel een vergoeding kunnen krijgen voor geleden schade).
Maar het is ongelofelijk dat de das nog steeds op de meest barbaarse wijzen bestreden wordt, door vergiftigd eten voor ze achter te laten, ze in kooien te lokken en later af te maken, honden in de pijpen van hun burcht te jagen of een burcht uit te graven. (Het kan nog erger, maar dat zal ik de lezer besparen).
Gelukkig komt dat wel steeds minder voor. Het gaat goed met de das. En om in menselijke termen te blijven, op heel veel plaatsen is hij, zonder dat we het weten, onze buur.
geef een reactie
Here’s something for the weekend #126 | BuitenPlaatsen
[…] stukken beter. Eigenlijk kan iedereen die bereid is een paar uurtjes stil te zijn, gewoon dassen gaan kijken. Ik deed het, en het is geweldig. Hebben we toch aan Dirkmaat en al die vrijwilligers te danken. […]