Tussen heel veel en bijna niets
Keurig. Je neemt afscheid als museumdirecteur met een tentoonstelling waarin je de verworven kunstwerken uit je ‘regeringsperiode’ laat zien – in dialoog met kunst uit de vaste collectie. Evert van Straaten van het Kröller Müller Museum doet het met de tentoonstelling Verlangen naar Volmaaktheid.
Alleen, na één zaal heb ik al geen zin meer om bordjes, bewegwijzering op de grond en bijgeleverd boekje te raadplegen. Gewoon kijken dus en af en toe eens een aankoopjaar checken.
De gang naar de eerste zaal is in de opstelling zoals ik die ken. Ik dacht altijd dat er oude stukken van Helene Kröller Müller stonden, maar ze blijken door Van Straaten aangekocht: Chinese filosofenstenen (scholar’s rocks). Ik vind ze het einde. Het verhaal gaat dat zulke stenen, liefst zelf gevonden in de natuur, de geleerde tot contemplatie aanzetten.
Ze zijn gesokkelde natuur die hooguit een heel klein beetje wordt bijgewerkt om het aanwezige ‘karakter’ iets beter uit te laten komen. Dé kracht van Kröller Müller: je bekijkt de stenen tegen een achtergrond van beuken. Die stenen zijn de perfecte opmaat voor de tentoonstelling. Helemaal uit achttiende en negentiende eeuws China lijken ze twee uiteenlopende westerse opvattingen over kunst in zich te verenigen. Van de ene kant zijn ze mooi en in hun stenigheid uiteraard materieel aanwezig. Van de andere kant zijn ze in hun natuurlijkheid ook haast geen kunst – in onze westerse ogen heeft de kunstenaar de rand van zijn vak opgezocht, misschien wel overschreden en daarmee een vraag gesteld die net zo belangrijk is als de fysieke aanwezigheid van het werk.
Is iets, ook als het een ‘gevonden voorwerp’ (al dan niet uit de natuur) betreft, kunst als de kunstenaar het aldus bestempeld? Dat is een belangrijke vraag uit de twintigste eeuwse kunstgeschiedenis. De eerste die hem stelde was Marcel Duchamp die aan het begin van de vorige eeuw objets trouvés tentoonstelde.
herman de vries (hij schrijft zijn naam in kleine letters) behandelt het vraagstuk verrassend. Hij verklaart het onderscheid tussen kunst en natuur zelf tot iets kunstmatigs. Voor de vries vormen ze een eenheid: kunst is natuur en natuur is kunst. In Kröller Müller hangen van hem lijstjes met daarin de verdorde resten van planten die je na een winter op het land vindt. Niets meer, niets minder. Als zaaltekst fungeert een ander werk van de vries waarop hij honderden malen het woord u n i t y heeft geschreven.
Daarmee zegt hij hetzelfde als een Chinese tao-meester en heeft Van Straaten kunst-natuurwerken uit uiteenlopende culturen briljant gecombineerd.
Naast vragen over natuur en cultuur behandelt Van Straaten ook andere grote thema’s, bijvoorbeeld ‘groei en vergankelijkheid’ of ‘tijd en ruimte’. Dit had het geheel tot een loodzware intellectuele exercitie kunnen maken, wat gelukkig niet gebeurt. Gewoon omdat er heel veel moois is en schoonheid spreekt nu eenmaal niet de taal van het verstand.
N.B. In Kröller Müller móet je naar buiten. De aankopen voor het beeldenpark zijn voor de tentoonstelling buiten beschouwing gelaten. Maar één plek mag je niet missen. Volg de bordjes ‘Franse Berg’ en je komt in ‘het dal’ uit bij het beroemde werk van Richard Serra. Maar je voelt op die plek dat er iets veranderd is, al zie je niet meteen wat. Onder Van Straaten werd op de berg een werk van Rudi van de Wint geplaatst dat zich als een reusachtige bloemkelk opent naar de hemel. w o w
geef een reactie