Modderkruipers boven water
Om vis boven water te krijgen gebruik je doorgaans een net, een fuik, een zegen of een hengel. Er zijn echter vissen die je het best met steeknetten te pakken kunt krijgen. Het gaat dan om modderkruipers. Sloten of watergangen met enige mate van verlanding bieden de beste kansen. In ons land gaat het om de grote- en de kleine modderkruiper. De grote modderkruiper zoekt op en in de bodem en ander substraat (planten) naar voedsel. Dit gebeurt vrijwel alleen in de schemering en bij nacht met behulp van zijn baarddraden, waarmee hij kan tasten en proeven Het gezichtsvermogen van de grote modderkruiper is overigens maar matig ontwikkeld. Het voedsel bestaat uit allerlei dieren zoals wormen, slakken, mosselen, muggen- en andere insectenlarven, vlokreeftjes en waterpissenbedden, zonder duidelijke voorkeur. Ook aas en rottende plantendelen worden gegeten, evenals viskuit en in sommige gevallen zelfs het eigen broed. Bij voorkeur worden organismen gegeten die in één keer in de bek kunnen worden genomen. Het afbijten van delen lukt niet. De paaitijd duurt van april tot juni. De kleine modderkruiper heeft een langgerekt, cilindervormig geel tot lichtgrijs lichaam met op de flanken een regelmatig patroon van donkere vlekken. Rond de bek bevinden zich zes korte bekdraden waarvan vier op de bovenlip en twee in de mondhoeken. Onder het oog bevindt zich een kleine, uitklapbare stekel. De soort kan een lengte bereiken van ruim tien centimeter. Het bermpje (een op de bodem levende vissoort) en de grote modderkruiper vertonen enige gelijkenis met de kleine modderkruiper. De grote modderkruiper heeft echter tien bekdraden, terwijl het bermpje de stekel onder het oog mist en een onregelmatig vlekkenpatroon bezit.
De kleine modderkruiper komt voor van Groot-Brittanië tot aan de Oeral en van zuid Scandinavië tot aan de Pyreneeën en Alpen. Kleine modderkruipers komen in vrijwel heel Nederland voor in sloten, vaarten, kanalen, riviertjes, beken, plassen en meren. De paaitijd loopt van april tot juli. Hierbij draait het mannetje zich om het vrouwtje. De eieren worden afgezet tussen dichte vegetatie en als vegetatie ontbreekt tussen stenen, takken of boomwortels. Kleine modderkruipers zijn met name in de schemering en ’s nachts actief, overdag rusten ze verscholen tussen de vegetatie of ingegraven in de bodem met enkel hun kop eruit stekend. Ze voeden zich door bodemsubstraat op te happen en daaruit eetbare deeltjes te filteren. Het dieet bestaat uit zoöplankton, kleine macrofauna, algen en dood organisch materiaal. In de Biesbosch komen allebei de soorten ook voor en op dit moment doet een groepje studenten in het befaamde zoetwatergetijdengebied onderzoek naar het voorkomen. Klik hier voor een indruk van dat onderzoek.
geef een reactie
Debloudts Walter
hallo Jacques,een mooie en goede uitleg over de modderkruiper,altijd interessant om naar je blog te komen.
groeten Walter uit Belgie