Het was éven winter…
Door de invallende dooi lijkt Koning Winter (voorlopig) weer voorbij. Tijdens een aanhoudende vorstperiode vriest de Brabantse Biesbosch vrij snel dicht. De Hollandse kant blijft door hogere stroomsnelheden langer open. Tot grote vreugde van de witgatten, donker gekleurde steltlopers. De vogels dribbelen in rap tempo over droogvallend slik.
Getijslag
Tijdens de recente vorstperiode was een groot deel van de Brabantse Biesbosch bedekt met ijs. Kreken zoals het Buitenkooigat en de Sloot beneden Petrus lagen in een mum van tijd dicht. De Noordwaard bij Werkendam was eveneens een grote witte vlakte met bevroren sloten. Mede door de geringe stroomsnelheden vriest de Brabantse kant snel dicht. Aan de Hollandse kant gaat dat door hogere stroomsnelheden minder snel, er is daar immers nog sprake van een behoorlijke getijslag van zo’n 70 tot 80 centimeter per etmaal. Het relatief grote getijdenverschil ontstaat dankzij een directe verbinding met de Noordzee, via de Nieuwe Waterweg. Als het op zee vloed wordt ontstaat er tegendruk, waardoor de permanente zoete afstroom van de rivieren stroomopwaarts wordt gestuwd en dat veroorzaakt vloed in onze contreien. Als op zee de eb weer inzet, verdwijnt de tegendruk en kan het water dus zakken. De Brabantse kant is weliswaar afhankelijk van dezelfde getijstromen, maar gezien de langere weg dat het water moet afleggen, resteert er aan de Brabantse kant slechts een getijdenverschil van 20 tot 30 centimeter. Het kan geen kwaad om nog maar eens te benadrukken dat het op en neer gaande water in de Biesbosch zoet is en niet brak of zout.
Waterlijn
Tijdens de vorstperiode viel er een groot areaal aan slik droog en regelmatig ontdekte ik daar foeragerende witgatten. Deze fraaie, middelgrote steltlopers zijn van boven zeer donker en laten bij het wegvliegen altijd de opvallende witte stuit en staartbasis zien. Het aantal overwinteraars is in zachte winters groter dan in strenge winters. De witgat broedt niet (meer) in ons land. Deze fraaie steltloper was vroeger een incidentele broedvogel en zal hier misschien ooit nog wel eens tot broeden komen. Witgatten verspreiden zich tijdens de trek ruim over het hele land en zijn eigenlijk nergens talrijk. Ze zijn gewoonlijk alleen en een enkele keer in kleine groepjes. Witgatten zijn schuw, leven verborgen en gedragen zich nerveus als ze langs het water staan, zij wippen voortdurend met het achterlijf op en neer. De vogels rennen gewoonlijk in rap tempo langs de waterlijn en stoppen af en toe om diep met de snavel in de smurrie te peuren. De punt van de snavel is bezet met kleine tastlichaampjes waarmee de prooi in de weke bodem wordt opgespoord. Steltlopers zoals witgatten, kunnen zelfs met een dichte snavel, de uiteinden enigszins als een pincet opensperren. Het voedsel bestaat uit insecten, zoals vliegen en kevers, zoetwatergarnalen, wormen, slakjes en (kleine) visjes.
geef een reactie